vragen stellen in het Frans

Poser des questions en français
Chapitre 5, bron H, livre de textes page 36-37

1 / 31
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Poser des questions en français
Chapitre 5, bron H, livre de textes page 36-37

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je:

- zinnen vragend maken zonder vraagwoord
- zinnen vragend maken met een vraagwoord


Slide 2 - Slide

Ken jij manieren
waarop je vragen
kunt stellen in het Frans?

Slide 3 - Mind map

Vraagwoorden in het Frans

Slide 4 - Mind map

In de volgende slide gebruiken we de volgende zin als voorbeeld:

Tu es malade.

Slide 5 - Slide

A. Manieren van vragen stellen zonder vraagwoord:
 1.Een vraagteken achter de zin+ intonatie
ex.: Tu es malade?     

2. Est-ce que + gewone zin + ? 
ex.: Est-ce que tu es malade?

  

Slide 6 - Slide

B. Met vraagwoord
1.  Vraagwoord aan het begin of einde van de zin.
ex. Comment tu t'appelles?/Tu t'appelles comment?

2.vraagwoord + est-ce que + gewone zin + ?
ex.:  Quand est-ce que vous acheterez un chat?


Slide 7 - Slide

Vraagwoorden 
In het Frans kennen we o.a. de volgende vraagwoorden:
combien = hoeveel
comment = hoe 
où = waar
pourquoi = waarom
quand = wanneer
que/qu'est-ce que = wat
qui = wie 

Slide 8 - Slide

Tot nu toe volg ik de uitleg nog:
😒🙁😐🙂😃

Slide 9 - Poll

Welk woord is GEEN vraagwoord?
A
Combien
B
quand
C
pour
D
quel

Slide 10 - Quiz

Welk woord is GEEN vraagwoord?
A
quand
B
ou
C
comment
D
pourquoi

Slide 11 - Quiz

Welk woord is GEEN vraagwoord?
A
Combien
B
quand
C
pour
D
quel

Slide 12 - Quiz

Welk woord is een vraagwoord?
A
souvent
B
pourquoi
C
chouette
D
beaucoup

Slide 13 - Quiz

quand
comment
combien
Pourquoi
Qui
Que
waar
wanneer
hoe
hoeveel
Waarom
Wie
Wat

Slide 14 - Drag question

Vul het juiste vraagwoord in :
......tu fais comme sport ?
A
pourquoi
B
qu'est-ce que
C
quand
D

Slide 15 - Quiz

Welk vraagwoord is correct?
……… est-ce que va à la fète de Yann?
A
comment
B
C
qui
D
quand

Slide 16 - Quiz

Welk vraagwoord is hier nodig?
Ton anniversaire, c’est ... ?
A
pourquoi
B
qui
C
combien
D
quand

Slide 17 - Quiz

Welk vraagwoord past in de zin:
" ... tu détestes l'anglais?"
A
quand
B
pourquoi
C
qu'est-ce que
D
qui

Slide 18 - Quiz

Welk vraagwoord zoeken we?
Tu habites ....? Moi, j'habite à Liège.
A
combien
B
comment
C
quand
D

Slide 19 - Quiz

Welk vraagwoord zoeken we?
..... tu t'appelles? Je m'appelle Robin.
A
combien
B
comment
C
quand
D

Slide 20 - Quiz

Poser une question - 'Quel'
We hebben nu een aantal vraagwoorden gezien. 'Quel' is hier ook één van.  
Quel betekent wat, maar is een bijzonder vraagwoord.

Wat je moet weten over 'quel':
- Het past zich aan, aan het zelfstandig naamwoord in getal én geslacht.




______ est la fille? (v ev)
______ est ton pays préféré? (m ev)


Slide 21 - Slide

Is het quel/quelle/quels/quelles
............... est ton jean préféré?

A
quels
B
quelles
C
quel
D
quelle

Slide 22 - Quiz

Kies: quel/quelle/quels/quelles

Tu vas acheter ..... voiture?
A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles

Slide 23 - Quiz

Poser une question (maak anders vragend)
Il fait du sport?

Slide 24 - Open question

Poser une question (maak anders vragend)
Tu aimes les pommes?

Slide 25 - Open question

Poser une question (maak anders vragend)
Est-ce que David adore les devoirs?

Slide 26 - Open question

Poser une question (maak anders vragend)
Tu habites où?

Slide 27 - Open question

Poser la bonne question
Sleep onderstaande vraagwoorden op de juiste plek. Er blijven twee vraagwoorden over.
 habites-tu?
de matières as-tu cette année?
tu t’appelles?
est-ce que l’année scolaire finit?
âge as-tu?
est-ce ton professeur préféré?
Pourquoi
Comment
Qui
Quand
Combien
Quel
Qu'est-ce-que

Slide 28 - Drag question

Comment tu t'appelles?
Comment est-ce que tu t'appelles?
Tu t'appelles comment?
gewone volgorde + vraagwoord
vraagwoord + gewone volgorde
vraagwoord + est-ce que + gewone volgorde

Slide 29 - Drag question

Wat heb jij deze les geleerd?

Slide 30 - Mind map

Heb jij nog een vraag over de les?
A
Alles is helder
B
1 kort klein vraagje
C
ik snap er niks van, HELP!

Slide 31 - Quiz