Deel 5 - Waar moet ik de lamp zetten?

Deel 5 
Waar moet ik de lamp zetten?
1 / 31
next
Slide 1: Slide
OkanSecundair onderwijs

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 140 min

Items in this lesson

Deel 5 
Waar moet ik de lamp zetten?

Slide 1 - Slide

bladzijde 126, oefening 1
Kijk naar het filmpje.
Schrijf de woorden in de juiste ORANJE vakjes.
Deze woorden zijn KAMERS.
Welke woorden zijn nieuw voor jou? 
Markeer de nieuwe woorden.

Slide 2 - Slide

bladzijde 127, oefening 2
Kijk nog eens naar het filmpje.
Schrijf de woorden in de juiste GROENE vakjes.
Deze woorden zijn MEUBELS en VOORWERPEN.
Welke woorden zijn nieuw voor jou?
Markeer de nieuwe woorden.

Slide 3 - Slide

bladzijde 128, oefening 3
We kijken nog eens naar het filmpje.
Kijk naar de woorden en de prenten.
Deze woorden zijn MATERIALEN en VORMEN.
Zet een X bij de woorden die je hoort in het filmpje.

Slide 4 - Slide

bladzijde 128, oefening 4
Kijk naar de tekening.
Wat heb je gekocht?

Slide 5 - Slide

bladzijde 128, oefening 5
Er staat ...
Er hangt ...
Er ligt ...
Lees de zinnen.
Kijk naar de tekening.
Schrijf het juiste cijfer bij de zinnen.

Slide 6 - Slide

ER
ER + VERBUM + EEN ... (+ IN ...)

--> Er is een slaapkamer in het appartement.
--> Er staat een kast in de living.
--> Er ligt een tapijt in de eetkamer.
--> Er hangt een spiegel in de badkamer.

Slide 7 - Slide

ER (meervoud)
er + VERBUM + een ... (+ in ...)
meervoud: er + VERBUM (meervoud!) + (vier) ... (+ in ...)
Er staat een stoel in de kamer.
Er staan vier stoelen in de kamer.
Er staan stoelen in de kamer.
Er zijn stoelen in de kamer.

Slide 8 - Slide

 ER (als vraag)
er + VERBUM + een/twee/drie ... + in ...

in een vraag: VERBUM + er + een/vier ... + in ...
--> Staat er een kast in de kamer?
--> Staan er twee kasten in de kamer?
--> Staan er kasten in de kamer?
--> Zijn er stoelen?       

Slide 9 - Slide

blz. 129 en blz. 126, oef. 6
Kijk naar de tekening bij oefening 1.
Wat zie je?
Gebruik ook 'er'.

Slide 10 - Slide

bladzijde 129 en 130, oefening 7
WAT HEB JE GISTEREN GEDAAN?
Je krijgt een kaartje. We wandelen door de klas.
Je vraagt aan iedereen: "Wat heb je gisteren gedaan?"
Antwoord: staat op het kaartje.
Schrijf een zin met de naam bij de juiste kamer.
bv. bij foto van de badkamer: "Bart heeft een douche genomen".
bv. bij foto van de keuken: "Anna heeft spaghetti gekookt".

Slide 11 - Slide

Ik heb spaghetti gekookt.
Lana heeft tot 9 uur geslapen.
Ali heeft zijn jas aangedaan.
Wij hebben couscous gegeten.
Lili en Bert hebben naar tv gekeken.
Myriam heeft haar haar gewassen.
Fatma heeft zich geschminkt.
Filip heeft een cake gebakken.
Manu en Amin hebben hun tanden gepoetst.
Danny heeft de tafel gedekt.
Maria heeft de krant gelezen in de zetel.
William heeft geluncht.
in de badkamer
in de slaapkamer
in de keuken
in de hal
in de eetkamer
in de woonkamer

Slide 12 - Drag question

bladzijde 131, oefening 8
Kijk naar het filmpje.
Welke instructies hoor je?
Markeer de juiste zinnen.

Slide 13 - Slide

blz. 131, oef. 9
ZET de bagage MAAR in de woonkamer.
LEG de kleren MAAR in de kleerkast.
HANG de jas MAAR aan de kapstok.

Slide 14 - Slide

blz. 139, oef. 9
Dit zijn INSTRUCTIES.
--> imperatief, we geven een gebod.
VORM: stam van het verbum (= ik-vorm van presens)
--> zetten: ZET de bagage in de kamer.
--> hangen: HANG de broek in de kast;
--> luisteren? schrijven? lezen? zeggen? ...

Slide 15 - Slide

blz. 139, oef. 9
Kijk ook in je boek op blz. 142
een instructie: Zet de bagage in de gang.
een VRIENDELIJKE instructie --> 'maar'
--> Zet de bagage MAAR in de gang.
--> Hang de foto MAAR aan het prikbord.
--> Ga MAAR naar de sportzaal.
--> Vraag het MAAR aan je leraar.

Slide 16 - Slide

blz. 131 en 132, oef. 10


verhuizen = in een ander huis gaan wonen
de verhuizer = de persoon die helpt bij de verhuis.
Geef juiste instructies aan de verhuizers.
Gebruik de werkwoorden 'zetten', 'leggen' en 'hangen'.
Wat is de instructie? Wat is het resultaat?

Slide 17 - Slide

Schrijf nu zelf woorden.
Wat moet ik met de spiegel doen?
Hang de spiegel maar ...
- ... in de badkamer.
- ... boven de lavabo.
- ... aan de muur.

Slide 18 - Slide

- Wat moet ik met de plant doen?
- Zet de plant maar ...

Slide 19 - Open question

- Wat moet ik met het boek doen?
- Leg het boek maar ...

Slide 20 - Open question

- Wat moet ik met mijn broek doen?
- Hang je broek maar ...

Slide 21 - Open question

- Wat moet ik met de baby doen?
- Leg de baby maar ...

Slide 22 - Open question

blz. 151-152, oef. 1-2
Dit is een oefening per twee.
Leerling A neemt blz. 151, leerling B neemt blz. 152.
Oef. 1: 
A vraagt: 'Wat moet ik doen met de LAMP?
B antwoordt: 'HANG de LAMP maar in de SLAAPKAMER.'
A tekent een lijn van de LAMP naar de SLAAPKAMER.

Slide 23 - Slide

blz. 133, oef. 14
Wat hebben de verhuizers gedaan?
Schrijf de juiste woorden.

We luisteren opnieuw naar de zinnen uit oefening 11.
Wat heeft de verhuizer gedaan?

Slide 24 - Slide

bladzijde 134, oefening 15 + 16

Ana is verhuisd.
Welke meubels wil ze laten ophalen?
Oef. 15: Zet een X bij de juiste meubels.
Oef. 16: Juist of fout? Zet een X.

Slide 25 - Slide

bladzijde 135, oefening 17
Lees de dialoog mee.
Leerling A neemt blz. 153, leerling B neemt blz. 154
Voer de dialoog per twee.
Schrijf de antwoorden op.

Slide 26 - Slide

blz. 135, oef. 18 + 19
Kijk naar de interviews.
Oef. 18: Beantwoord de vragen.
Oef. 19: Schrijf de juiste woorden.

Slide 27 - Slide

blz. 136, oef. 20
Luister naar de tekst.
Juist of fout?
Zet een X.

Slide 28 - Slide

bladzijde 137, oefening 21
Gaat deze zin over de boomhut of het vliegtuig?
Zet een X op de juiste plaats.

Slide 29 - Slide

blz. 126-127
Kijk nog eens naar de foto van het huis.
Maak zinnen.
Gebruik 'er hangt', 'er staan', 'er ligt' ...

Slide 30 - Slide

blz. 137, oef. 22
Hoe ziet jouw favoriete vakantiehuis eruit?
Maak zinnen.
Gebruik 'er hangt', 'er liggen', 'er staat', 'er zijn' ...

Slide 31 - Slide