Verwijswoorden: deze, die, dit, dat

• NT2
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 1

deze - die - dit - dat

deze die dit dat

Verwijswoorden

DEZE, DIE, DIT, DAT

- dezE en diE gebruik je bij dE-woorden:

De jongen: 

hier is deze jongen, 

daar is die jongen

- diT en daT gebruik je bij heT-woorden:

Het meisje:

Hier is dit meisje,

daar is dat meisje

Maar... let op!

... zijn mijn kinderen. (veraf)

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

... is mijn moeder. (veraf)

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Hier is de appel. Wil je ... (de) appel? (dichtbij)

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Zij speelt met ... (het) meisje. (dichtbij)

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Ik heb les in ... (het) lokaal. (dichtbij)

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Ik ging vroeger naar ... (de) school.(veraf)

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Ik hou van ... (de) film. (veraf)

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

... (de) tafel is groot. (dichtbij)

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Wil je ... (het) t-shirt kopen? (dichtbij)

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Mijn tante lust ... (de) soep niet. (veraf)

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

... is mijn vader. (dichtbij)

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Ik kies ... (het) koekje. (dichtbij)

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Is ... (de) computer van jou? (dichtbij)

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

..... is mijn zoon. (dichtbij)

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

... (de) schoenen zijn mooi. (dichtbij)

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

... is onze school. (dichtbij)

1. deze
2. die
3. dit
4. dat