Tussentijdse meting verdieping sociale zekerheid

Tussentijdse meting verdieping sociale zekerheid
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BurgerschapMBOStudiejaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Tussentijdse meting verdieping sociale zekerheid

Slide 1 - Slide

Wat is juist over de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening?

A
Het is een kaderwet die door elke gemeente zelf wordt ingevuld.
B
Het is een wet die in alle gemeenten op dezelfde manier wordt uitgevoerd.
C
Het is een kaderwet die door de centrale overheid wordt ingevuld.
D
De centrale overheid voert de wet uit.

Slide 2 - Quiz

Welke combinatie van wetten valt onder sociale voorzieningen?
A
Toeslagenwet, Algemene Kinderbijslagwet, Participatiewet, en Wajong
B
Toeslagenwet, Algemene Kinderbijslagwet, Participatiewet, en Wet langdurige zorg
C
Participatiewet, Toeslagenwet, Wajong, en Wet maatschappelijke ondersteuning
D
Participatiewet, AOW, Wet langdurige zorg, en Wet maatschappelijke ondersteuning

Slide 3 - Quiz

Welke uitspraak is correct?
I. Iemand die handelingsbekwaam is, is altijd ook wilsbekwaam.
II. Iemand onder curatele mag, als hij wilsbekwaam is, zelf beslissingen nemen met hulp van de curator.

A
Iemand leeft al lange tijd in armoede.
B
Iemand beschouwt zichzelf als arm.
C
Iemand heeft tijdelijk geen werk.
D
Iemand kan gedurende een lange periode geen acceptabel levensniveau bereiken.

Slide 4 - Quiz

Welke uitspraak is correct?
I. Iemand die handelingsbekwaam is, is altijd ook wilsbekwaam.
II. Iemand onder curatele mag, als hij wilsbekwaam is, zelf beslissingen nemen met hulp van de curator.
A
Uitspraak I is juist
B
Uitspraak II is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 5 - Quiz

Welke categorieën van schulden bestaan er?

A
Kortlopende schulden, langlopende schulden, huishoudelijke schulden
B
Langlopende schulden, financiële schulden, huishoudelijke schulden
C
Emotionele schulden, langlopende schulden, huishoudelijke schulden
D
Kortlopende schulden, financiële schulden, emotionele schulden

Slide 6 - Quiz

Wat is een voorbeeld van aanpassingsschulden?
A
Iemand met belastingschulden
B
Iemand die mooie spullen voor zijn huis wil omdat de buren dat ook hebben
C
Iemand die door veranderende omstandigheden schulden opbouwt.
D
Iemand die onvoldoende geld heeft

Slide 7 - Quiz

Jan staat onder curatele en heeft een grote mooie TV aangeschaft. De curator kan deze rechtshandeling niet vergeten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Benjamin heeft een schuld van € 3.000. Hij heeft een deeltijdbaan en hoge lasten. Wat zou voor hem de beste optie zijn?
A
Budgetbeheer
B
Budgetadvisering
C
Budgetbegeleiding
D
Bewindvoering

Slide 9 - Quiz

Welke van de volgende taken vallen onder de ambtelijke taken van een deurwaarder? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Het opstellen van contracten en akten
B
Het uitbrengen van dagvaardingen
C
Het uitvoeren van taxaties
D
Het uitvoeren van ontruimingen

Slide 10 - Quiz

Gregory Martinez heeft enkele jaren gewerkt, maar is zijn baan kwijtgeraakt. Hij heeft een WW-uitkering ontvangen, maar heeft nog geen nieuw werk gevonden en zijn WW-uitkering loopt nu af. Welke uitkering kan hij aanvragen?
A
Opnieuw WW
B
Bijstandsuitkering
C
Ziektewet
D
Toeslagenwet

Slide 11 - Quiz

Welke uitspraak is correct?
I. Hulpverlening heeft als doel om zorg over te nemen van iemand.
II. Een voorbeeld van dienstverlening is het laten invullen van een belastingformulier.
A
Uitspraak I is juist
B
Uitspraak II is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 12 - Quiz

Welke uitspraak is correct?
I. Het te veel ontvangen van toeslagen kan leiden tot een grote schuld bij de Belastingdienst.
II. Gedragsproblemen kunnen een oorzaak zijn van het ontstaan van schulden.
A
Uitspraak I is juist
B
Uitspraak II is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 13 - Quiz

Welke uitspraak is correct?
I. Het sociaal minimum is het bedrag dat je van de overheid ontvangt als je onvoldoende inkomen hebt.
II. Het minimumloon is het bedrag dat minimaal door de sociale dienst wordt betaald.
A
Uitspraak I is juist
B
Uitspraak II is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 14 - Quiz

Welke schuldeiser heeft altijd voorrang?
A
Concurrente schuldeiser
B
Preferente schuldeiser
C
Acute schuldeiser
D
Geen van bovenstaande antwoorden

Slide 15 - Quiz

Billy heeft een ernstige hersenaandoening en heeft continu hulp en ondersteuning nodig. Thuis wonen is niet langer mogelijk. Op welke wet kan hij een beroep doen?
A
Wlz
B
AOW
C
WMO
D
Zvw

Slide 16 - Quiz

Wat wordt bedoeld met brutoloon?
A
Het loon voordat premies en belastingen zijn afgetrokken
B
Het bedrag dat aan het einde van de streep op het loonstrookje staat
C
Het loon dat daadwerkelijk wordt uitbetaald
D
Het loon inclusief vakantiegeld

Slide 17 - Quiz

Wat zijn de voorwaarden om toegelaten te worden tot de Wsnp? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
De schulden kunnen niet binnen drie jaar worden opgelost
B
Er is sprake van problematische schulden.
C
Er is geen mogelijkheid om een minnelijk traject aan te gaan
D
Het is niet gelukt om een minnelijk traject aan te gaan

Slide 18 - Quiz

Welke stelling is correct?

Teun werkt bij een tuindersbedrijf en ontvangt zowel salaris als inkomen in natura doordat hij wekelijks groenten mee naar huis krijgt.
II. Petra werkt niet, maar heeft toch een inkomen.

A. Stelling I is correct.
B. Stelling II is correct.
C. Beide stellingen zijn correct.
D. Beide stellingen zijn onjuist.
A
Stelling I is correct
B
Stelling II is correct
C
Beide stellingen zijn correct
D
Beide stelling zijn onjuist

Slide 19 - Quiz

Wat is een voorbeeld van zaakwaarneming
A
Je bent een geleend boek kwijtgeraakt en koopt een nieuw exemplaar voor je vriend
B
Iemand houdt toezicht op het huis van zijn buurman
C
Je hebt schade veroorzaakt aan een geleende scooter en repareert deze schade
D
Je buurman is op vakantie en door een storm is er een gat in zijn dak ontstaan. Jij laat het dak repareren.

Slide 20 - Quiz