Grammatica voegwoorden

Grammatica voegwoorden
1 / 18
next
Slide 1: Slide
Alfabetisering NT2Middelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Grammatica voegwoorden

Slide 1 - Slide

Voegwoorden: wat zijn dat ook alweer? 

Slide 2 - Slide

Voegwoorden: wat zijn dat ook alweer? 
Zinnen verbinden
En, maar, of, want, omdat, zodat, als, toen, nadat, voordat...

Slide 3 - Slide

Reden
Tijd
Oorzaak-gevolg
Voorwaarde
omdat
want 
als
toen
nadat
voordat
zodat
doordat

Slide 4 - Drag question

Voegwoord als opsomming
A
en
B
omdat
C
maar
D
of

Slide 5 - Quiz

Voegwoord als tegenstelling
A
of
B
als
C
maar
D
zodat

Slide 6 - Quiz

Voegwoorden met reden
want
omdat
(aangezien)

Slide 7 - Slide

Voegwoorden met voorwaarde
als.. dan
wanneer

Slide 8 - Slide

Julia kijkt televisie, ... ze haar huiswerk af heeft.
A
wanneer
B
dan
C
want
D
maar

Slide 9 - Quiz

... ik ziek ben, kom ik niet naar school.
A
want
B
omdat
C
daardoor
D
zodat

Slide 10 - Quiz

Na het voegwoord toen wordt altijd de verleden tijd gebruikt
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Toen/als
Toen: verleden tijd. 
Toen de bel ging, stonden de leerlingen meteen op.
De leerlingen stonden meteen op toen de bel ging

Als: tegenwoordige tijd (voorwaarde)
Als de bel gaat, staan de leerlingen meteen op.
De leerlingen staan meteen op als de bel gaat

Slide 12 - Slide

Sinds
Sinds = vanaf de tijd

Sinds ik in Nederland ben, heb ik het altijd koud.
Ik heb het altijd koud sinds ik in Nederland ben

Sinds = meestal in tegenwoordige tijd.

Slide 13 - Slide

Terwijl
Terwijl = tegelijkertijd, in dezelfde tijd

Terwijl ik strijk, kookt mijn man het eten.
Mijn man kookt het eten, terwijl ik strijk

Terwijl ik streek, kookte mijn man het eten. 

Slide 14 - Slide

Zodra
Zodra = meteen als, direct op het moment dat

Zodra ik achttien jaar ben, ga ik mijn rijbewijs halen.
Ik ga mijn rijbewijs halen, zodra ik achttien jaar ben

Zodra ik achttien jaar was, haalde ik mijn rijbewijs. 

Slide 15 - Slide

... ik op het ISK zit, wordt mijn Nederlands steeds beter.
A
Zodra
B
Toen
C
Sinds
D
Terwijl

Slide 16 - Quiz

... het vakantie is, kijk ik niet meer in mijn schoolboeken!
A
Zodra
B
Want
C
Toen
D
Maar

Slide 17 - Quiz

De leerlingen studeren ... de docent de toetsen nakijkt.
A
want
B
omdat
C
nadat
D
terwijl

Slide 18 - Quiz