This lesson contains 32 slides, with text slides.
Ik weet de verschillende regels die bij werkwoordspelling horen
Ik kan de regels voor werkwoordspelling toepassen in opdrachten
Je weet nu hoe je werkwoorden in de tt spelt. Maar hoe zit dit met werkwoorden in de vt? Hiervoor zijn er meerdere manieren.
1. Maak het werkwoord langer: gebeurt-gebeurde
2. Gebruik het taxi-kofschip/sexy fokschaap
Stap 1: Kijk naar de infinitief (het hele ww)
Stap 2: Haal -en van de infinitief af
Stap 3: Kijk naar de letter waar het ww nu mee eindigt (laatste letter van de stam)
Stap 4: Staat deze letter in "taxi-kofschip"?
Stap 5: Ja: dan eindigt het ww in de vt op een -t(e) (ik-vorm +t)
Nee: dan eindigt het ww in de vt op een -d(e)
Voorbeeld:
Als de stam van een zwak werkwoord in de tt eindigt op een -t of een -d, dan komt er in de vt nog een extra -t of -d bij. Kijk maar eens:
pest-pestte-pestten bloed-bloedde-bloedden
praat-praatte-praatten land-landde-landden
vlucht-vluchtte-vluchtten antwoord-antwoordde-antwoordden
Eindigt de stam van een zwak werkwoord niet op een -t of een -d, dan krijg je in de vt een enkele -t of -d. Kijk maar eens:
lach-lachte-lachten
fiets-fietste-fietsen
luister-luisterde-luisterden
De gebruiksaanwijzing (kies het woord dat je het makkelijkst kunt onthouden):
-taxi-kofschip
-sexy fokschaap
We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.