Herhaling Erfelijkheid en evolutie

Erfelijkheid en evolutie 
1 / 47
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Erfelijkheid en evolutie 

Slide 1 - Slide

1. Genotype en fenotype
Leerdoelen : 
-Je kunt benoemen dat alle cellen van je lichaam dezelfde erfelijke informatie bevatten.
-Je kunt benoemen wat het genotype en fenotype zijn.

Slide 2 - Slide

Zet in de juiste volgorde van
klein naar groot:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel

Slide 3 - Quiz

Leg uit van het genotype van een organisme is en geef een voorbeeld.

Slide 4 - Open question

Leg uit van het fenotype van een organisme is en geef een voorbeeld.

Slide 5 - Open question

Wat wordt bepaald door genotype of fenotype? Sleep de eigenschappen A t/m H naar genotype of fenotype. 
Genotype
Fenotype
Een wipneus
Stijl haar vanaf de geboorte
Piercings 
schoenmaat 48
Een litteken
Je kan goed piano spelen
Eelt op je handen door hard werken
Blauwe ogen

Slide 6 - Drag question

Theorie
Genotype: De erfelijke informatie in je cellen, bepaald eigenschappen.
Fenotype:Het fenotype is wat je de buitenkant ziet. Deze wordt bepaald door de genotype of het milieu.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

2. Chromosomen en genen
Leerdoelen:
-Je kunt beschrijven hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert 
- Je kunt benoemen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door geslacht chromosomen.

Slide 9 - Slide

Zet de juiste omschrijving bij het juiste begrip.
46
23
2
Zoveel exemplaren heb je van ieder gen in een lichaamscel
Zoveel chromosomen zitten in iedere lichaamscel 
Zoveel chromosomen zitten in iedere geslachtscel 

Slide 10 - Drag question

Eicellen en zaadcellen zijn...
A
lichaamscellen
B
Geslachtcellen

Slide 11 - Quiz

Wat is een gen?
A
De informatie voor alle erfelijke eigenschappen
B
Alle zichtbare eigenschappen
C
Een deel van een chromosoom met informatie voor één eigenschap.
D
Een chromosoom in de celkern met erfelijke informatie.

Slide 12 - Quiz

In geslachtcellen komen ....chromosomen voor
A
23
B
25
C
46
D
47

Slide 13 - Quiz

Katharina zegt: De eicel bepaalt het geslacht bij de bevruchting
Marnix zegt: De chromosomen van een man bestaan uit 22 paar gelijk chromosomen en 1 paar ongelijke chromosomen
A
Beide gelijk
B
Katharina heeft gelijk
C
Marnix heeft gelijk
D
Beide ongelijk

Slide 14 - Quiz

Theorie

Slide 15 - Slide

Theorie

Slide 16 - Slide

3.Variatie in genotypen
Leerdoelen basis en kader :
-Je kunt omschrijven hoe door geslachtelijke voorplanting variatie in genotype ontstaa.
-Je kunt omschrijven wat een mutatie is.

Slide 17 - Slide

Wat is een mutatie? Noem een voorbeeld

Slide 18 - Open question

Geef 3 voorbeelden van mutagene straling

Slide 19 - Open question

Hebben alle eicellen van een vrouw hetzelde genotype ?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quiz

Alle levercellen van een man hebben hetzelde genotype
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

4.De evolutietheorie

Leerdoelen :
Je kunt de evolutietheorie beschrijven

Slide 22 - Slide

Hoe ontstaat variatie in genotypen?
A
Door geslachtelijke voorplanting
B
Door een grote overlevingskans
C
Door een mutatie
D
Door natuurlijke selectie

Slide 23 - Quiz

Wat is evolutie?

A
Evolutie is het ontstaan van nieuwe soorten doordat organismen met de oorspronkelijke vorm uitsterven.
B
Evolutie is de ontwikkeling van leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.
C
Evolutie is de grotere overlevingskans van individuen met een betere aanpassing aan het milieu.

Slide 24 - Quiz

Wat draagt niet bij aan evolutie
A
Isoleren van populaties
B
Mutaties in een organisme
C
Veranderende leefomgeving
D
Minder natuurlijke vijanden

Slide 25 - Quiz

Door wie is de evolutietheorie ontwikkelt ?

Slide 26 - Open question

Theorie
De evolutie theorie bestaat uit 4 uitgangspunten:
  1. Een periode van miljoenen jaren geleden
  2. Variatie in genotype
  3. Natuurlijke selectie
  4. Het ontstaan van nieuwe soorten

Slide 27 - Slide

Soorten en rassen
  • Soort: organismen behoren tot dezelfde soort als ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen
  • Ras: een groep organismen binnen één soort die door bepaalde erfelijke eigenschappen verschilt van de rest van de soort

Slide 28 - Slide

Verschillende rassen

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Populatie
Een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich onderling voortplanten

Slide 31 - Slide

Hoeveel populaties zie je? En hoeveel soorten?

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Verandering in genotype
populatie: groep organismen van dezelfde soort die zich onderling kunnen voortplanten.

  • geslachtelijke voortplanting
  • mutaties
Hierdoor ontstaan nieuwe fenotypen!

Slide 36 - Slide

Natuurlijke selectie

Slide 37 - Slide

Natuurlijke selectie

Slide 38 - Slide

Natuurlijke selectie

Slide 39 - Slide

Natuurlijke selectie
  • individuen met een betere aanpassing aan het milieu hebben een grotere overlevingskans.
  • van individuen met een gunstig genotype zullen veel nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten.

Slide 40 - Slide

Het ontstaan van nieuwe soorten

Slide 41 - Slide

Ontstaan van nieuwe soorten
Een nieuwe soort kan ontstaan als:
  • een deel van de populatie langdurig gescheiden is van de rest van de populatie
  • beide populaties ontwikkelen zich (langdurig in verschillende milieus
  • er ontstaan verschillen die er uiteindelijk toe leiden dat de twee populaties zich niet meer met elkaar kunnen voortplanten.
  • Dus dan is er een nieuwe soort!

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide