This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Today ...
Vandaag gaan we de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden bespreken.
Doel: aan het einde van de les weten wat de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden zijn in het Engels en kunnen we deze op de juiste manier toepassen in een zin.
Slide 2 - Slide
Een voorbeeld van een persoonlijk voornaamwoord in het Nederlands is:
A
hij
B
waar
C
huis
D
Susan
Slide 3 - Quiz
Uitleg ...
Een persoonlijk voornaamwoord gebruiken we in plaats van een zelfstandig naamwoord (een persoon, een dier, of een ding)...
Het meisje loopt - she walks
De jongen loopt - he walks
De kat loopt - it walks
Slide 4 - Slide
Uitleg ...
Slide 5 - Slide
Me= mij Julie lives with me
You= jij My teacher saw you yesterday
Him (hem);her (haar), het She gave him/her sweets
us (ons) Wait for us at the busstop
you ( jullie) The woman can help you find the dog
Them ( hen) My parents are in London. I saw visited them last week.
Slide 6 - Slide
Maken
54 ( blz. 73/ vertaal de dik gedrukte woorden)
56, ( vanaf blz. 73)
59D; 60,61,62 c, 63,
Slide 7 - Slide
Susan and Mike are twins. ____ birthday is in May
A
they
B
their
C
her
D
his
Slide 8 - Quiz
Well done!
Slide 9 - Slide
Ik kan de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden nu op de juiste manier gebruiken in een zin: