8 mei 2025

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Natuurkundige onderwerpen
-LDR
-NTC
-RELAIS
-TRANSISTOR
-POTENTIELE EN KINETISCHE ENERGIE + SNELHEID BEREKENING
-HEFBOOM


Slide 2 - Slide

KRACHTEN ALS VECTOREN

Slide 3 - Slide

Een lichtsensor: LDR
Een LDR is een weerstand die van waarde verandert als er licht op valt.
Weinig licht = grote weerstand
Veel licht = kleine weerstand

Slide 4 - Slide

Een temperatuursensor: NTC
Een NTC is een weerstand die van waarde verandert als de temperatuur verandert.
Lage temperatuur = grote weerstand
Hoge temperatuur = kleine weerstand

Slide 5 - Slide

De weerstand van een LDR kan in korte tijd sterk veranderen.
Wanneer wordt de weerstand van een LDR kleiner?
A
Meer licht op de LDR
B
Minder licht op de LDR
C
Temperatuur van de LDR daalt
D
Temperatuur van de LDR stijgt

Slide 6 - Quiz

Hoe noemt men het volgende symbool:

A
Voltmeter
B
LDR
C
Schakelaar
D
Spanningsmeter

Slide 7 - Quiz

Wanneer er meer licht op een LDR valt, wordt de weerstand ...... en de stroomsterkte door de LDR ......
A
Groter, Kleiner
B
Kleiner, Groter
C
Groter, Blijft Gelijk
D
Kleiner, Kleiner

Slide 8 - Quiz

Het relais
Het relais is een schakelaar die wordt bediend door een elektromagneet. 
Een elektromagneet bestaat uit een spoel en een ijzeren kern.

Slide 9 - Slide

9.3 Schakelen met een relais

Slide 10 - Slide

De werking van een relais
In afbeelding hiernaast is schematisch getekend 
hoe je een lamp met een relais kunt in- en 
uitschakelen. Als er geen stroom door de spoel 
loopt, is de spoel S niet magnetisch. 
Een veer trekt het beweegbare anker A dan 
omhoog (zie afbeelding ). 
Daardoor wordt het anker tegen 
contactpunt 1 aangedrukt.
Er kan dan geen stroom lopen via 
contactpunt 2: de lamp is uit.

Slide 11 - Slide

De werking van een relais
De spoel wordt magnetisch als je er stroom 
doorheen laat lopen. Hij trekt dan het ijzeren 
anker naar zich toe. Daardoor wordt het anker
tegen contactpunt 2 aangedrukt 
(afbeelding hiernaast). 
Dit veroorzaakt het typische klikgeluid van een
relais. De stroomkring via contactpunt 2 is 
hierdoor gesloten: de lamp begint te branden.

Anker
Beweegbaar ijzeren onderdeel van een relais.

Slide 12 - Slide

Een startmotorschakeling
Zoals je aan het schakelsymbool hier kunt zien, 
heeft een relais vijf aansluitpunten.
De aansluitpunten 1 en 2 zijn voor:
het aansluiten van de spoel
Hiermee maak je stroomkring 1. 
Op de aansluitpunten 3, 4 en 5 die je rechts ziet,
kun je een actuator aansluiten. 
Hiermee maak je stroomkring 2.
Het symbool voor een relais

Slide 13 - Slide

Een startmotorschakeling

Van de drie aansluitpunten voor de actuator
gebruik je de onderste aansluiting (5) altijd. 

Je houdt dan twee aansluitpunten over: 
het maakcontact M (3) en het breekcontact B (4).
Het hangt van het doel van de schakeling af of je
het maakcontact gebruikt of het breekcontact. 
Soms worden zelfs beide contacten in één 
schakeling gebruikt.
Het symbool voor een relais

Slide 14 - Slide

Startmotor auto met relais
-Sleutel in slot
-Spoel magnetisch
-Anker naar M
-Motor aan.

Slide 15 - Slide

Een inbraakalarm
In de afbeelding zie je een
schakeling die wordt gebruikt 
als inbraakalarm bij een 
winkelruit van een juwelier. 
In deze schakeling wordt het
breekcontact van het relais 
gebruikt. Zolang de stroomkring
door de ruit gesloten blijft, loopt er
stroom door de spoel. De elektro-
magneet trekt in deze situatie het
 anker naar zich toe. Hierdoor kan er geen stroom via het breekcontact lopen: de sirene staat uit.

Slide 16 - Slide

Transistor
Een transistor kun je gebruiken als automatische schakelaar, net als een relais.

 Een transistor heeft verschillende voordelen:
• Een transistor is kleiner dan een relais.
• Een transistor is goedkoper dan een relais.
• Een transistor verbruikt minder elektrische energie dan een relais.


Slide 17 - Slide

Transistor
Transistor heeft 3 aansluitpunten:
Basis
Collector
Emitter

Door een transistor kunnen twee stromen lopen:
• van de basis naar de emitter,
• van de collector naar de emitter.

Slide 18 - Slide

Transistor



De stroom door de basis bepaalt of de transistor uit- of aanstaat.
De transistor staat in de UIT-stand als de stroom door de basis nul of bijna nul is. Er kan dan ook geen stroom lopen van de collector naar de emitter (afbeelding).

Slide 19 - Slide

Transistor



De transistor staat in de AAN-stand als er een kleine stroom door de basis loopt. Er kan dan een veel grotere stroom lopen van de collector naar de emitter (afbeelding). Zo kun je een apparaat aanzetten dat je op de collector hebt aangesloten.

Slide 20 - Slide

Transistor

Slide 21 - Slide

Schakelen met een transistor
  • In het bovenste plaatje is het inbraakalarm (het slingerende lijntje) heel. Omdat er tussen A en B een weerstand zit, gaat hier geen stroom heen. Het is makkelijker om door het alarm te stromen.
  • In het onderste plaatje is het inbraakalarm verbroken (bijvoorbeeld een raam kapot gemaakt. Hierdoor gaat de stroom van A naar B en dan naar E. Nu kan er ook stroom van C naar E en zal er een zoemer afgaan.

Slide 22 - Slide

De automatische straatlantaarn

Slide 23 - Slide