Gezonde leefstijl & EHBSO H4 les 3

Gezonde leefstijl 1.1 & EHB(S)O
1 / 43
next
Slide 1: Slide
Lichamelijke opvoedingBSMMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Gezonde leefstijl 1.1 & EHB(S)O

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
* Laatste gedeelte van de stof doornemen (Gezonde leefstijl 1.1)
* Quiz over alle behandelde stof (EHBSO + Gezonde leefstijl)
* Samenvatting maken

Slide 2 - Slide

Waarom sporten goed voor je is
* Leuk om te doen
* Brengt je in contact met anderen
* Goed voor de sociale vaardigheden
* Stelt je in staat anderen te helpen

Slide 3 - Slide

Twee gangbare normen voor gewenste hoeveelheid beweging

Belangrijkste redenen:
* Onvoldoende lichaamsbeweging zorgt voor een grotere kans op chronische ziekte
* Doorsnee activiteitenpatroon van de Nederlanders is te laag

Slide 4 - Slide

Twee verschillende normen
1. Nederlandse Norm Gezond Bewegen 
(gezien vanuit gezondheidskundig oogpunt)

2. Fitnorm 
(gewenste hoeveelheid lichaamsbeweging die nodig is voor een goede conditie van het hart- en vaatstelsel)

Slide 5 - Slide

Drie categorieën mensen NNGB
  1. Inactieven -> Halen geen enkele dag per week 30 min matig intensieve beweging
  2. Normactieven -> Zijn 5 dagen of vaker actief per week
  3. Semi-actieven -> Groep die 'ertussen' zit 

Slide 6 - Slide

Drie categorieën mensen Fitnorm
Om een goede conditie van het hart- en vaatstelsel te bewerkstelligen is 3x per week ten minste 20 min. intensieve lichaamsbeweging nodig
  1.  Niet fit -> Niet of enkele keren per jaar zwaar inspannend actief
  2. Semifit -> Wel regelmatig zwaar inspannend actief
  3. Normfit -> 3 of meer keren per week ten minste 20 min.

Slide 7 - Slide

"Combinorm"
Volgens de NNGB dien je wanneer je jong bent één uur (dubbeldertig!) en wanneer je volwassen bent 30 min. per dag te bewegen om voldoende fit te blijven.

In combi met Fitnorm: minimaal 3x per week 20 min. intensief bewegen.

Slide 8 - Slide

Opdracht!
Lees vanaf het stukje "NNBN" (blz 19) t/m einde van de paragraaf zelfstandig door.

Hierna volgt een quiz om te peilen wat je al weet voor de toets!

Slide 9 - Slide

Waar staat de afkorting WHO voor?

Slide 10 - Open question

Wanneer ben je 'gezond'?

Slide 11 - Open question

"Eén op de vijf jongeren leeft erg ongezond" Hoeveel slechte gewoontes hebben zij?
A
5
B
4
C
3
D
2

Slide 12 - Quiz

Hoeveel moet je eten op een dag?

Slide 13 - Open question

Noem 3 belangrijke factoren die je gezondheid beïnvloeden

Slide 14 - Open question

Waarom rusten topsporters veel?
A
Om hun trainingsarbeid effect te laten hebben
B
Omdat ze actiever zijn en dit vreet meer energie
C
Om zijsteek door het vele eten te voorkomen
D
Dan werkt het spijsverteringssysteem sneller

Slide 15 - Quiz

Eten en slapen zijn ook wel....
A
Geïsoleerde levensbehoeften
B
Vrijblijvende levensbehoeften
C
Basale levensbehoeften
D
Vooruitstrevende levensbehoeften

Slide 16 - Quiz

waarom is bewegen goed voor je?

Slide 17 - Open question

Bewegen is een....
A
Neerwaartse functie
B
Preventieve functie
C
Basale functie
D
Sociale functie

Slide 18 - Quiz

NNGB
'semi-actieven'
A
Alle dagen 30 min beweging
B
Niet of enkele keren per jaar zwaar inspannend actief
C
Tussen actief en niet actief in
D
Geen enkele dag 30 min beweging

Slide 19 - Quiz

Fitnorm
'Normfit'
A
3x per week 20 min. intensieve activiteiten
B
5x per week een uur bewegen
C
Combi van NNBN en Fitnorm
D
5x per week 30 min. bewegen

Slide 20 - Quiz

Als je jong bent moet je...
A
1 uur per dag bewegen
B
30 minuten per dag bewegen
C
3x per week 20 minuten bewegen
D
5x per week een uur per dag bewegen

Slide 21 - Quiz

Veel ontspannende en interessante bezigheden die we zitten kunnen doen....
A
Mobiliteit
B
Hypermobiel
C
Bioritmiteit
D
Immobiliteit

Slide 22 - Quiz

Wat betekent balansdag?
A
Een dag waarop je bewust weinig calorieën inneemt
B
Een dag waarop je alle belangrijke voedingsmiddelen eet
C
Een dag waarop je beter om je vitamine inname denkt
D
Een dag waarop je meer eet dan normaal

Slide 23 - Quiz

Waar staat ICE voor?

Slide 24 - Open question

Het Nederlandse woord voor ICE is ook wel

Slide 25 - Open question

Waar staat de afkorting RADijs voor?

Slide 26 - Open question

Hoe komt het dat een gekneusde enkel zo dik wordt?
A
De bloedvaten zijn binnenin gescheurd en zo krijg je een vochtophoping op die plek.
B
Het bot dat in de enkels zit wordt dan groter
C
Het vetweefsel van de omliggende lichaamsdelen wordt door de harde klap naar dat punt toe geschud.
D
De spieren hebben een harde klap gekregen en spannen zich aan. Aangespannen spieren zijn dikker.

Slide 27 - Quiz

Lees onderstaande blessures:
1. Els krijgt een harde stomp van haar zus op haar rug. Haar rugspier doet pijn.
2. Richard landt verkeerd na de salto achterover en verzwikt zijn enkel
A
Bij stelling 1 de ICE regel toepassen, bij stelling 2 niet.
B
Bij 2 de ICE regel toepassen, bij stelling 1 niet
C
Bij stellingen 1 en 2 de ICE regel wel toepassen
D
Bij stellingen 1 en 2 de ICE regel niet toepassen

Slide 28 - Quiz

Welke beschrijving past bij een ontwrichting?
A
Het spierweefsel of peesweefsel is gescheurd
B
De uiteinden van de gewrichten zitten niet meer op de juiste plaats
C
Het bot is geheel of gedeeltelijk stuk
D
De gewrichtsbanden zijn teveel uitgerekt

Slide 29 - Quiz

Memphis Depay wordt zwaar getackeld bij de voetbaltraining. Zijn enkel wordt dik en hij kan niet meer spelen op het WK. Hoe help je Memphis ter plaatse?
A
Een brancard te halen
B
Hard om hulp te roepen
C
De ICE regel toepassen
D
Een drukverband aan te leggen

Slide 30 - Quiz

Lees onderstaande vormen van verwonding.
1. Astmatische aanval na hardlopen.
2. Gebroken arm na een val van je mountainbike
A
Stelling 1 komt door interne oorzaken, stelling 2 door externe oorzaken
B
Stelling 1 komt door externe oorzaken, stelling 2 door interne oorzaken
C
Beide beweringen komen door externe oorzaken
D
Beide beweringen komen door interne oorzaken

Slide 31 - Quiz

Danique maakt een sliding op het honk en heeft een schaafwond op haar been. Hoe help je Danique ter plaatse? Door:
A
Een pleister te plakken
B
Er sterilon erop te spuiten
C
De ICE regel toepassen
D
Een snelverband aan te legge

Slide 32 - Quiz

ICE regel staat voor koelen. Hoe lang koel je minimaal?
A
1 min
B
5 min
C
10 min
D
15 min

Slide 33 - Quiz

Wat is de goede volgorde bij de ICE regel volgens het EHBSO zakboekje?
1. Druk geven op het gewonde deel.
2. Koelen.
3. Het gewonde deel hoog leggen.
4. Het gewonde lichaamsdeel stil houden
A
1, 2, 3, 4
B
2, 4, 1, 3
C
4, 1, 3, 2
D
2, 4, 3, 1

Slide 34 - Quiz

Noem de 4 soorten blessures

Slide 35 - Open question

Opdracht!
Je kiest een stukje behandelde theorie uit het boek en tekent daar een samenvatting van.

Je moet het n.a.v. je eigen tekening kunnen uitleggen aan iemand anders!

Slide 36 - Slide

Maak een foto van jouw 'samenvatting' en deel die hier!

Slide 37 - Open question

Hoe overleef ik de BSM-toets?
  • Check nogmaals alle LessonUps ter voorbereiding
  • Google naar bestaande samenvattingen
  •  Stamp de blessures in je hoofd
  • Google naar toetsvragen

Slide 38 - Slide

Ik ga een voldoende halen voor de BSM-toets
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Poll

Ik sta na de toetsweek een 6,5 of hoger op BSM, zodat ik dit als compensatie kan gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 40 - Poll

Volgend jaar krijg ik jou weer in de les bij BSM havo 5, want jij gaat over
😒🙁😐🙂😃

Slide 41 - Poll

Verdeling helpen sportdagen
Dinsdag 5 juli
Mensen die nu al weten dat ze blijven zitten of vertrekken naar het MBO (géén PWS-ochtend)

Woensdag 6 juli
Mensen die (als het goed is) doorstromen naar havo 5

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide