00 Inleiding anatomie en fysiologie

• Verpleging en verzorging
• MBO
• Studiejaar 1

Inleiding anatomie en fysiologie

PdJ

Hoe zit je er aan het begin van deze les bij?

😒🙁😐🙂😃

Aan het eind van de les kun je vertellen:

• Wat anatomie en fysiologie is
• Welke weefsels er zijn
• Welke orgaanstelsels er zijn
  
  
• Wat zijn je eigen leervragen over anatomie en fysiologie?

Anatomie

Fysiologie

Pathologie

Ziekteleer

Bouw menselijk lichaam

Functioneren menselijk lichaam

Wat weet je al van anatomie en fysiologie?

Organisme

• Levend wezen/deeltje met eigen stofwisseling
  
• Opbouw organisme: cellen – weefsels – organen - orgaanstelsels
  
• Mens: meercellig organisme
  
• Bacterie: eencellig organisme.

Milieu intérieur  

• Cellen liggen in water
  
• Doel: cel kan voedingsstoffen
  opnemen en afvalstoffen afgeven
  
• Samenstelling milieu intérieur
  blijft gelijk door homeostase.

Hoeveel % van het menselijk lichaam bestaat uit water?

1. 1%
2. 10%
3. 30%
4. 60%

Rol van water

• Mens: 60% water (leeftijd 70+: 50%)
  
• Intracellulair: 40%
  
• Extracellulair: 20%
  
• Functies water: oplosmiddel
  en warmtebuffer.

Celdifferentiatie

Eicel + spermacel

→ delen

→ differentiëren.

Weefsels

Groepen cellen met dezelfde bouw en functie
Weefseltypen:

• Dekweefsel/epitheel
• Steunweefsel
• Spierweefsel
• Zenuwweefsel.

Dekweefsel = epitheel

Bedekt buitenkant van lichaam en organen

Functie: beschermen, opname/afgifte van stoffen.

Waar vind je in het lichaam plaveisel epitheel?

1. In de neusholte
2. In de klierbuisjes
3. Rondom de longblaasjes
4. In de zweetklieren

Steunweefsel

Functie: steunen, verzorgen of verbinden

Vier soorten:

1. Bindweefsel
2. Kraakbeen
3. Bot
4. Bloed en lymfe.

Welk steunweefsel
zie je hier?

1. Bindweefsel
2. Kraakbeen
3. Bot
4. Bloed

Spierweefsel

Contractiel weefsel: kan samentrekken

Drie soorten:

1. Skeletspieren
2. Hartspier
3. Gladde spieren.

Zenuwweefsel

• Communicatienetwerk: informatie verzamelen en doorsturen
  
• Zenuwcellen = neuronen
  
• Gliacellen = ondersteunende cellen.

Anatomie

Fysiologie

Pathologie

Ziekteleer

Bouw menselijk lichaam

Functioneren menselijk lichaam

Hoeveel % van het menselijk lichaam bestaat uit water?

1. 1%
2. 10%
3. 30%
4. 60%

1 klein

2

3

4

5 groot

Organisme

Weefsel

Orgaanstelsel

Cel

Orgaan

Na de bevruchting van een eicel met een zaadcel, krijg je celdeling. Deze cellen veranderen in verschillende soorten cellen. Hoe heet dat?

Waar vind je in het lichaam plaveisel epitheel?

1. In de neusholte
2. In de klierbuisjes
3. Rondom de longblaasjes
4. In de zweetklieren

Welk steunweefsel
zie je hier?

1. Bindweefsel
2. Kraakbeen
3. Bot
4. Bloed

Welke vier soorten weefsels zijn er?

Orgaanstelsels

.

Urinewegstelsel

Circulatiestelsel

Ademhalingsstelsel

Voortplantingsstelsel

Zenuwstelsel

Spijsverteringsstelsel

Circulatiestelsel

• Circulatie = bloedsomloop
• Hart, bloed- en lymfevaten,
  lymfoïde organen (milt)
  
• Functie: transport.

Noem zoveel mogelijk organen van het spijsverteringsstelsel

Spijsverteringsstelsel

• Mond, speekselklieren, slokdarm, maag,
  lever, galblaas, alvleesklier, twaalfvingerige
  darm, dunne darm, dikke darm, blinde darm,
  endeldarm, anus
  
• Functie: opname voedingsstoffen.

Urinewegstelsel

• Nieren en urinewegen (urineleiders, blaas
  en urinebuis)
• Functie: regelen water- en zouthuishouding,
  bloeddruk, pH.

Ademhalingsstelsel

• Luchtwegen (neus, mond, keelholte,
  strottenhoofd, luchtpijp), longen
  (bronchiën, longblaasjes)
  
• Functie: gaswisseling (zuurstof
  opnemen en koolzuurgas uitscheiden).

Welk orgaan beschermt het lichaam,
regelt de lichaamstemperatuur
en maakt vitamine D aan?

Huid

• Functies: bescherming (tegen ziekteverwekkers, straling, chemische stoffen, uitdroging, mechanische krachten), temperatuurregulatie, aanmaak vit. D.

Zenuwstelsel

• Centraal (hersenen en ruggenmerg) en
  perifeer (zenuwen) zenuwstelsel
  
• Functie: regelen lichaamsfuncties
  (ook psychisch).

Wat zijn de vijf zintuigfuncties?

Zintuigstelsel

• Sensoren die prikkels omzetten in impulsen
  
• Zien, ruiken, voelen, horen en proeven.

Motorisch stelsel - bewegingsstelsel

• Skelet, botverbindingen en spieren
  
• Functie: bewegen.

Hormoonstelsel

• Gespecialiseerde cellen door het lichaam
  
• Hormonen: chemische boodschapperstoffen.

Voortplantingsstelsel

• Vrouw: eierstokken, eileiders, baarmoeder, vagina
  
• Man: penis, zaadballen, bijballen, zaadleiders, zaadblaasjes, prostaat.

Welk orgaanstelsel zie je hier?

1. Circulatiestelsel
2. Motorisch stelsel
3. Spijsverterings- stelsel
4. Zenuwstelsel

Wat heb je geleerd over anatomie en fysiologie?

Vertel in eigen woorden:

• Wat anatomie en fysiologie is
• Welke weefsels er zijn
• Welke orgaanstelsels er zijn
  
  
• Wat zijn je nu je leervragen over
  anatomie en fysiologie?

Welk cijfer geef je deze les?

110