HV2 préparation au test chapitre 2 toetsweek 2

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

HV2 préparation au test chapitre 2 toetsweek 2

Quoi apprendre?

Voca A B E F pages 88 et 89

Phrases-clés C et G page 90

Grammaire  et D et H page 91

Le passé composé

En de tegenwoordige tijd (présent) van de werkwoorden avoir en être blz 165

En de passé composé uit chapitre 1 - grammatica D blz 53

En de passé composé uit chapitre 1 - grammatica D blz 53

avoir
=
hebben

Avoir: il,elle,on

Avoir: nous

Avoir: vous

Avoir: ils,elles

Avoir: tu

Avoir: j'

avons

ont

ai

avez

as

a

AVOIR

Wat weet je van het werkwoord
avoir ? Betekenis, vormen?

avoir=

1. zijn
2. hebben
3. gaan

Kies de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)

1. ai
2. ont
3. avez
4. avons

le verbe être (zij

En het rijtje van ETRE!

Noteer het rijtje van ETRE

Etre

suis

es

est

sommes

êtes

sont

Je

Tu

Elle

Nous

Vous

Ils

ETRE: hij is

1. elle est
2. il es
3. il est
4. elle es

ETRE: wij zijn

1. vous êtes
2. nous sommes
3. nous sont
4. vous est

Wat weet je al/nog van
 de passé composé?

Passé composé

-er	j'ai
être	il a
avoir	on a
faire	nous avons

travaillé

été

eu

fait

De passé composé...

1. bestaat uit een volt.dw.
2. bestaat uit een hulpww en een volt.dw.
3. bestaat uit een hulpww.

Wat is de passé composé?

1. ik eet
2. ik heb gegeten
3. ik at
4. ik zal eten

Wat is de passé composé?

1. J'ai parlé
2. Je parlais
3. Je parlerai
4. Je parlerais

tu (manger = eten, passé composé)

passé composé

1. as mangé
2. a mangé
3. est mangé
4. es mangé

danser	dansen
Je / J'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles

Regelmatige werkwoorden op -er

danse

dansent

dansons

danse

danses

dansez

Werkwoorden op -er
Maak het rijtje van habiter

Welk werkwoord vervoeg je NIET als een regelmatig werkwoord op -er?

1. habiter
2. manger
3. être
4. regarder

Het regelmatig werkwoord: Wat moet je als eerst doen als je het werkwoord ziet

1. de laatste twee letters eraf halen
2. kijken naar het onderwerp en daarachter een letter doen

Ik ken de werkwoorden: ÊTRE, AVOIR en de werkwoorden op -ER

1. 
2. 
3. 
4. 

Welke zes bijvoeglijke naamwoorden komen VOOR het zelfstandig naamwoord

Is het bijvoeglijk naamwoord mannelijk of vrouwelijk?

Mannelijk

vrouwelijk

italienne

vieux

noire

bon

beau

vieille

Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben

	Mannelijk	Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud

grande

grandes

grand

grands

komt het bijvoeglijk naamwoord voor of achter het zelfstandig naamwoord?

VOOR

ACHTER

jaune

court

petit

grand

rapide

beau

het konijn

1. le hamster
2. la poule
3. la tortue
4. le lapin

de hele wereld

1. le monde entier
2. tout le monde

naar de stad gaan

1. jouer à la console
2. aller en ville
3. regarder la télé

de berg

1. la mer
2. la campagne
3. la montagne

Geef antwoord in het Frans
Tu as des frères ou des soeurs?

Geef antwoord op de vraag in het Frans
Comment tu trouves ta chambre?

Vertaal:
Waar woon jij?

Vertaal: ik woon in Bilthoven

vertaal: Heb jij een dier?

Vertaal:
Wij wonen in een oud huis

Hoe ging deze toets?
wat weet je al en wat begrijp je nog niet, wat moet je nog leren?