Massa media/high art/low art/postmodernisme

Massacultuur
1950-heden
1 / 29
next
Slide 1: Slide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Massacultuur
1950-heden

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
Lesdoelen:
Kort herhalen; wat is ook alweer massacultuur en hoe tot stand gekomen?
Je weet wat; massacultuur, massamedia, hoge en lage kunst, en postmodernisme zijn


Oefenvragen waarbij we behandelen: vormgeving/inhoud/plaatsing in tijd/postmodernisme/hoge/lage cultuur (lesdoelen checken)

Slide 2 - Slide

Even herhalen...

Slide 3 - Slide

In de massacultuur vervaagt het verschil tussen ‘lage’ en ‘hoge’ kunsten 

  • HOGE kunst wordt gezien als kunst voor de Elite. 
  • LAGE kunst wordt gezien als kunst voor de ‘gewone’ mens. 
  • Kunst- en cultuurvormen die voorheen slechts voor de elite waren bestemd (‘hoge’ kunst) worden onderdeel van de massacultuur.  
  • Ook komt de (‘lage’ kunst) via kunstenaars als Keith Haring, Andy Warhol in het museum terecht waardoor het ineens ook wordt geaccepteerd door de elite.  

Slide 4 - Slide

Hoge kunst
  • Elitair (voor mensen met geld en opleiding)
  • Moeilijk te begrijpen zonder kennis van zaken
  • Op officiële kunstplekken zoals musea, concertzalen en theaters.
  • Klassieke muziek, ballet
Lage kunst
  • Voor de massa
(iedereen, de gewone mens)
  • Onderdeel van vrijetijds-industrie en amusement
  • Makkelijk toegankelijk via media zoals televisie, radio en internet
  • Popmuziek, hiphop, graffiti

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Hoge kunst
Lage kunst

Slide 8 - Drag question

Postmodernisme
  • Door de stijgende welvaart wil de moderne mens 24 uur per dag genieten en vermaakt worden. (= hedonisme)
    -> Hier spelen diverse kunstvormen op in.
  • Ontstaan van het POSTMODERNISME: kunstenaars die tot deze stroming behoorden vonden dat het niet meer mogelijk was om steeds iets nieuws te verzinnen. Met bestaande kunst/voorwerpen nieuwe kunst maken. 


Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Kenmerken postmodernisme (in de beeldende kunst)
  • makkelijk communicerende kunst/ geen diepgaande betekenis
  • twijfel aan 'de waarheid' en bestaande systemen
  • speelsheid is aanwezig/ kitsch
  • maken veel gebruik van opzichtige kleuren (vooral primair)
  • kopiëren van stijlen uit het verleden maar op hun manier.
      bv. Klassieke zuilen ipv marmer van glimmend staal
  • gebruik maken van clichés
  • van bestaande kunst/voorwerpen nieuwe maken maar de bestaande betekenis ondermijnen
  • betekenis- of inhoudsloos
  • Veel gebruik maken van glimmende voorwerpen (vooral in de architectuur)

Slide 11 - Slide

Schrijf op onder elkaar wat is:
massacultuur, massamedia, hoge en lage kunst en postmodernisme. (leg het begrip uit)

Slide 12 - Open question

Belangrijkste begrippen
massacultuur: de cultuur van de grote massa, met kunstwerken die onpersoonlijk en oppervlakkig zijn.
massamedia: de pers, radio, film, televisie en internet. Deze vormen van massacommunicatie hadden en hebben nog steeds een belangrijke rol in de verspreiding van deze massacultuur.
hoge en lage kunst: kunst van de elite en kunst van het volk. In de massacultuur vervagen de grenzen tussen ‘lage’ en ‘hoge’ kunst:
postmodernisme: stroming ná het modernisme, waarin men vindt dat je niets nieuws meer hoeft te verzinnen.

Slide 13 - Slide

OEFENVRAGEN 
MASSACULTUUR

Slide 14 - Slide

4.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Noem een aspect van de voorstelling dat verwijst naar de populaire cultuur.

Slide 17 - Open question

Noem een kenmerk van de vormgeving dat afkomstig is uit de wereld van strips.

Slide 18 - Open question

Welk commentaar had de kunstenaar op de huidige samenleving?

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide


Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Slide

2 voorbeelden van hoge kunst

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Slide

Hoge kunst toegankelijk maken. Op welke manier gebeurt dat hier? 2 manieren noemen.

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide