1H-C1-§3 tekstdoelen en tekstsoorten

1 / 17
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide



Wat gaan we doen vandaag?

Lezen
Doel van de les=tekstdoelen en tekstsoorten
Indien gemaakt, opdrachten bespreken
Start nieuw onderwerp


Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas

Slide 3 - Slide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?

Oftewel, wat is het doel van deze les?



In deze les leer je tekstdoelen bepalen.

Slide 4 - Slide

Elke tekst wordt geschreven met een doel: de schrijver wil iets bereiken. Er zijn vijf tekstdoelen
amuseren, 
informeren, 
instrueren, 
overtuigen en
 activeren. 
Je kunt het tekstdoel bepalen als je weet wat het belangrijkste is wat de schrijver met de tekst wil bereiken.

Slide 5 - Slide


Vaak heeft een tekstsoort een vast tekstdoel. Zo is een grapje bedoeld om je aan het lachen te maken (amuseren) en een reclamefolder om je iets te laten kopen (activeren).

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Slide 9 - Slide

Aan de slag

Slide 10 - Slide

Lees nog eens goed de theorie op blz. 24

Maken weektaak:

§ 3 Tekstdoelen en tekstsoorten
Opdracht 1 t/m 3+8.1 t/m 8.9

blz. 24 t/m 27
 


Slide 11 - Slide

Niet alleen teksten die je leest en beluistert, hebben een doel. Ook met teksten die je zelf schrijft of uitspreekt, of met eigengemaakte filmpjes, wil je amuseren, informeren, instrueren, overtuigen of activeren.
 Zo kun je in een discussie of debat anderen overhalen tot een bepaalde mening (overtuigen) en in een vlog laten zien hoe je een batterij maakt of hoe je extensies in je haar vastzet (instrueren).

Zo bereik je als schrijver of spreker je tekstdoel

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Maken:

§3 
opdr. 9  op fluistertoon als je klasgenoot naast je ook klaar is
Kun je niet  samen verder met opdr. 9, dan begin je eerst met opdr.10
blz. 29

Slide 15 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten.
Zet het iedere keer zo in je schrift:
cursus C-paragraaf-§---bladzijde-blz.---opdracht-opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. 


Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 16 - Slide

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 17 - Slide