DSH H2.1-2.3 Straling (Overal Natuurkunde)_Herhalen

2.1-2.3 Straling Herhalen
Deze les:
  1. Terugblik  3.3 (quiz vragen)
  2. Leerdoelen 2.1-2.3
  3. Welke vragen hebben jullie nog?
  4. Quiz vragen 2.1-2.3
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

2.1-2.3 Straling Herhalen
Deze les:
  1. Terugblik  3.3 (quiz vragen)
  2. Leerdoelen 2.1-2.3
  3. Welke vragen hebben jullie nog?
  4. Quiz vragen 2.1-2.3

Slide 1 - Slide

Lesdoelen 2.3  de gevaren van straling
Aan het einde van de les kan je uitleggen..
  • wat de schadelijke gevolgen van straling zijn
  • wat het verschil tussen besmetting en bestraling is
  • wat het doordringend vermogen is en weet je waar die van afhangt.  
  • wat de stralingsdosis betekent
  • hoe je de stralingsdosis kunt verminderen

Slide 2 - Slide

Doordringend vermogen

Slide 3 - Slide

Met welk apparaat kun je de stralingsdosis meten?
A
Teslameter
B
dosismeter
C
energiemeter
D
spanningsmeter

Slide 4 - Quiz

Wat is de eenheid van de (effectieve) stralingsdosis
A
Gy
B
J
C
Sv
D
J/kg

Slide 5 - Quiz

Het doordringend vermogen is een maat voor hoe gemakkelijk de straling ergens doorheen kan
gaan.
A
Juist
B
Onjuist
C
Aliens

Slide 6 - Quiz

Gammastraling heeft het grootste doordringend vermogen.
A
Juist
B
Onjuist
C
Aliens

Slide 7 - Quiz

De stralingsdosis in (milli)Sievert is een maat voor
A
hoeveel straling je ontvangt
B
hoeveel atoomkernen er vervallen

Slide 8 - Quiz

Wat kan je niet doen jezelf tegen straling te beschermen?
A
Blootstellingstijd beperken
B
Afstand zo groot mogelijk maken
C
Jodium tabletten eten
D
De stralingsbron afschermen

Slide 9 - Quiz

Hoe dik moet aluminium ongeveer zijn om bètastraling tegen te houden?
A
1 mm
B
1 cm
C
1 dm
D
1 m

Slide 10 - Quiz

Welke straling kan een dikke glazen ruit tegenhouden?
A
Alfa
B
Beta
C
Gamma
D
Geen

Slide 11 - Quiz

Bij besmetting zit er radioactief materiaal in je lichaam
A
Juist
B
Onjuist
C
Aliens

Slide 12 - Quiz

Je kan een 'badge' dosimeter direct uitlezen.
A
Juist
B
Onjuist
C
Aliens

Slide 13 - Quiz

Je kan een geigerteller direct uitlezen.
A
Juist
B
Onjuist
C
Aliens

Slide 14 - Quiz

Na twee halveringsdikten ben je alle straling kwijt, want 1/2 + 1/2 = 100%
A
Juist
B
Onjuist
C
Aliens

Slide 15 - Quiz

Lesdoelen 2.1 Elektromagnetische straling
Aan het einde van de les kan je uitleggen....
  • Wat het elektromagnetisch spectrum is.
  • Welke verschillende soorten elektromagnetische straling er zijn en ze ordenen van lage naar hoge energie.
  • Welke bronnen natuurlijke en welke bronnen kunstmatige stralingsbronnen zijn.
  • Door welke stoffen röntgenstraling heen kan.

Slide 16 - Slide

Lesdoelen 2.2 Het atoom
Aan het einde van de les kan je (uitleggen)....
  • Waaruit een molecuul is opgebouwd.
  • Wat de begrippen stabiliteit en radioactiviteit betekenen.
  • Wat het verschil is tussen een chemische reactie en een vervalreactie
  • Wat de verschillen en overeenkomsten zijn tussen alfa, bèta- en gammastraling
  • Rekenen met het begrip halveringstijd

Slide 17 - Slide

Lesdoelen 2.3  de gevaren van straling
Aan het einde van de les kan je uitleggen...
  • wat de schadelijke gevolgen van straling zijn.
  • wat het verschil tussen besmetting en bestraling is.
  • wat het doordringend vermogen is en weet je waar die van afhangt.  
  • wat de stralingsdosis betekent.
  • hoe je de stralingsdosis kunt verminderen.

Slide 18 - Slide

Welke vragen heb je nog over de stof voor de toetsweek?

Slide 19 - Open question

2.1-2.3 Straling Herhalen
Deze les:
  1. Terugblik  3.3 (quiz vragen)
  2. Leerdoelen 2.1-2.3
  3. Welke vragen hebben jullie nog?
  4. Quiz vragen 2.1-2.3

Slide 20 - Slide

De meest energierijke elektromagnetische straling is ...
A
gammastraling
B
rontgenstraling
C
ultraviolet
D
infrarood

Slide 21 - Quiz

Je ziet het elektromagnetisch spectrum. A = ?
A
Röntgenstraling
B
UV-straling
C
IR-straling
D
Microgolfstraling

Slide 22 - Quiz

Welke materiaal kan ioniserende straling het beste tegenhouden?
A
Aluminium
B
Hout
C
Lood
D
Papier

Slide 23 - Quiz

Welk van deze soorten straling geen elektromagnetische straling?
A
gamma- en infrafroodstraling
B
bèta- en alfastraling
C
zichtbaar licht & uv-straling
D
radiogolven en zichtbaar licht

Slide 24 - Quiz

Je ziet het elektromagnetisch spectrum. D = ?
A
Röntgenstraling
B
UV-straling
C
IR-straling
D
Microgolfstraling

Slide 25 - Quiz

Voorbeelden van deeltjesstraling:
A
alfa en röntgen
B
röntgen en bèta
C
alfa en bèta
D
gamma en röntgen

Slide 26 - Quiz

Van welk element is er het meeste (massa) op aarde?
A
Magnesium
B
IJzer
C
Silicium
D
Zuurstof

Slide 27 - Quiz

Welk soort atoom is radioactief?
A
Een stabiel atoom
B
Een instabiel atoom

Slide 28 - Quiz

Een instabiel atoom dat vervalt, zendt straling uit. Waar komt die straling vandaan?
A
uit de ruimte tussen de atomen
B
uit de ruimte tussen de elektronen en de kern
C
uit de kern van het atoom

Slide 29 - Quiz

Een instabiel atoom heeft een halfwaardetijd van 10 seconde. We hebben 40 gram stof. Hoeveel stof is er nog na 30 seconde?
A
5 gram
B
10 gram
C
15 gram
D
20 gram

Slide 30 - Quiz

Hoe noemen wij het feit dat iemand zelf radioactief wordt?



A
instabiel zijn
B
bestraling
C
besmeting
D
weet ik niet

Slide 31 - Quiz

Je maakt een foto van je tanden met röntgenstraling
A
Bestraling
B
Besmetting

Slide 32 - Quiz

Groenten eten verbouwd in de buurt van Tsjernobyl
A
Bestraling
B
Besmetting

Slide 33 - Quiz

Er wordt een tracer ingespoten om een interne bloeding op te sporen.
A
Bestraling
B
Besmetting

Slide 34 - Quiz

Een tumor in de borstholte wordt van buitenaf bestraald.
A
Bestraling
B
Besmetting

Slide 35 - Quiz

Het doordringend vermogen geeft aan
A
hoe makkelijk een straling ergens doorheen kan
B
hoeveel straling er is
C
wat straling is
D
hoelang het duurt om straling te verminderen

Slide 36 - Quiz

Welke straling heeft het grootste doordringend vermogen?
A
Alfastraling
B
Bètastraling
C
Röntgenstraling
D
Gammastraling

Slide 37 - Quiz

Het doordringend vermogen verschilt per soort straling.

In welke regel staat de straling in de goede volgorde van een groot naar een klein doordringend vermogen?

A
bèta-gamma-alfa
B
alfa-bèta-gamma
C
gamma-bèta-alfa
D
gamma-alfa-bèta

Slide 38 - Quiz


De halveringstijd van deze stof is ...
A
5 uur
B
10 uur
C
20 uur
D
60 uur

Slide 39 - Quiz

wat is de halveringstijd?
A
2850 jaar
B
5700 jaar
C
17100 jaar
D
28500 jaar

Slide 40 - Quiz

Na 2 halveringstijden
A
Is 100% van de atomen vervallen
B
Is 25% van de atomen vervallen
C
Is 75% van de atomen vervallen
D
Is 50% van de atomen vervallen

Slide 41 - Quiz

Po-209 heeft een halveringstijd van 200 jaar. Hoe lang duurt het om nog 6,25% van de radioactieve stof over te houden?
A
200 jaar
B
400 jaar
C
600 jaar
D
800 jaar

Slide 42 - Quiz

Als ik een radioactieve stof heb met een halfwaardetijd van 6 dagen en een beginhoeveelheid van 60 mg, na hoeveel dagen is er dan nog 7,5 mg over?
A
na 24 dagen
B
na 18 dagen
C
na 12 dagen
D
na 6 dagen

Slide 43 - Quiz