T3_Les 10

• Biologie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Noem de 4 belangrijkste mutagene invloeden die de kans op mutaties vergroten (gebruik blz. 121)

Wordt een mutatie in een gewone lichaamscel overgedragen aan het nageslacht?

1. Ja
2. Nee

Wordt een mutatie in een zaadcel/eicel overgedragen aan het nageslacht?

1. Ja
2. Nee

1) Worden bij een goedaardig gezwel weefsels verstoort?
2) Vindt er bij een goedaardig gezwel uitzaaiing plaats?

1. 1. Ja 2. Ja
2. 1. Ja 2. Nee
3. 1. Nee 2. Ja
4. 1. Nee 2. Nee

1) Worden bij een kwaadaardig gezwel weefsels verstoort?
2) Vindt er bij een kwaadaardig gezwel uitzaaiing plaats?

1. 1. Ja 2. Ja
2. 1. Ja 2. Nee
3. 1. Nee 2. Ja
4. 1. Nee 2. Nee

Welke persoon, A of B, is een vrouw?

1. XX
2. XY

Is dit een lichaamscel van een man of vrouw?

1. Man
2. Vrouw
3. Kun je niet zien

Hoeveel % kans heb je bij bevruchting dat er een jongen ontstaat?

1. 25%
2. 50%
3. 75%

Homozygoot dominant

Homozygoot recessief

Heterozygoot

Aa

BB

Gg

ee

EE

Hh

DD

rr

Rr

aa

Homozygoot

Heterozygoot

Bij hoeveel % van de nakomelingen komt het dominante gen tot uiting?

1. 25%
2. 50%
3. 75%

Hoeveel % van de nakomelingen is homozygoot recessief?

1. 25%
2. 50%
3. 75%

Makkers, wat vonden we er weer van?