jeudi, le 14 juin

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Qu'est-ce qu'on va faire?

objectifs

parler

a3a: grammaire C + I /  a2a: verbes

devoirs

Objectifs

Ik begrijp hoe je het aanwijzend voornaamwoord gebruikt in het Frans.

Ik begrijp wat een delend lidwoord is en hoe je deze gebruikt in het Frans.

Ik begrijp hoe je de meest voorkomende werkwoorden in het Frans gebruikt.

Ik begrijp hoe je de gebiedende wijs vormt en gebruikt in het Frans.

Ik begrijp hoe je vergelijkingen maakt in het Frans.

Ik begrijp hoe je de meest voorkomende werkwoorden in het Frans gebruikt.

parler

réponds aux questions en phrases complètes

a2a : verbes

Maak het werkblad in tweetallen.

Klaar?  www.verbuga.eu

temps: présent + passé composé

verbes irréguliers: avoir, être, faire

verbes réguliers: chercher, choisir, vendre

Confirmer

a3a: grammaire

gebiedende wijs

vergelijkingen

impératif

Tegen 1 persoon waar je jij  tegen mag zeggen.

je-vorm van het werkwoord min je plus uitroepteken

je parle -> parle!

impératif

Tegen 1 persoon waar je u tegen zegt.

Tegen meerdere personen.

vous-vorm van het werkwoord min vous plus uitroepteken

vous parlez  -> parlez!

impératif

Voorstel (laten we...)

nous-vorm van het werkwoord min nous plus uitroepteken

nous parlons  -> parlons!

impératif

uitzonderingen

Leraar tegen klas:
(parler) .... moins fort s’il vous plaît!

1. parle
2. parlez
3. parlons
4. parlent

Jij tegen je beste vriend(in):
(regarder) .... !

1. regarde
2. regardez
3. regardent
4. regardes

Je broer doet je een voorstelm
(aller) .... au cinéma!

1. va
2. alle
3. allez
4. allons

les comparaisons

formule

moins/aussi/plus     +     bvnw     +      que/qu'

groter dan / kleiner dan ...

Anne est plus grande que Thomas.

Thomas est plus petit qu'Anne

Vertaal:
Anne en Thomas zijn groter dan Luc.

minder groot dan / minder klein dan ...

Thomas est moins grand qu'Anne.

Anne est moins petite que Thomas

Anne en Eva zijn minder groot dan Marc.

even groot als / even klein als ...

Thomas est aussi grand qu'Anne.

Anne est aussi petite que Thomas

Anne en Eva zijn even groot.

de overtreffende trap

formule 1

le/l'/la/les   +   znw   +   le/la/les    +  moins/plus   +    bvnw

l'                   homme              le                    plus              intelligent

formule 2

le/l'/la/les     +     moins/plus     +     bvnw      +       znw 

la                 plus            grande           femme

Ik heb de grootste auto.

1. J'ai plus grande que voiture.
2. J'ai la voiture la plus grande.
3. J'ai la plus grande voiture.
4. J'ai plus grande la voiture.

Einstein is de intelligentste man.

devoirs

www. maxitaal.net/a2a

www.maxitaal.net/a3a