Should/could

Welcome to English class
Meneer Hosiyar - HSY
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welcome to English class
Meneer Hosiyar - HSY

Slide 1 - Slide

Plan for today
0 - Absentie / HW
0 - Terugblik
0 - Lesdoel + Introductie
0 - Uitleg Can/should/could
0 - Zelf aan het werk
0 - Controle
0 - Afsluiten/Huiswerk
Doel: Aan het einde van de les kunnen de leerlingen zinnen maken met "can", "should" en "could" (in positieve en negatieve vorm) 

Slide 2 - Slide

Absentie
Iedereen aanwezig?
Spullen op orde?

Slide 3 - Slide

Terugblik Who/Which
Wanneer gebruik ik Who en wanneer Which?      

o The teacher ............. helps us is kind (De docent die ons helpt, is aardig.)
o This is the boy ............. won the race. (Dit is de jongen die de race won.)
o The book ........... I borrowed is interesting. (Het boek dat ik heb geleend, is interessant.)
o The dog .............. barks a lot is cute. (De hond die veel blaft, is schattig.)



Slide 4 - Slide

Terugblik Who/Which
Wanneer gebruik ik Who en wanneer Which? 

Who Voor mensen: The girl who sings is talented.   ---->


Which Voor dingen/dieren: The car which I drive is fast. -->



Slide 5 - Slide

Huiswerk
Geen Huiswerk

Login Lessonup

Slide 6 - Slide

Lesdoel

Aan het einde van de les kunnen de leerlingen zinnen maken met "can", "should" en "could" (in positieve en negatieve vorm) 

Slide 7 - Slide

Uitleg  Can / Can’t
Betekenis: Wordt gebruikt om mogelijkheid of toestemming aan te geven.
Can → Iets is mogelijk of toegestaan.
Can’t → Iets is onmogelijk of niet toegestaan.




Slide 8 - Slide

Uitleg  Can / Can’t
Betekenis: Wordt gebruikt om mogelijkheid of toestemming aan te geven.
Can → Iets is mogelijk of toegestaan.
Can’t → Iets is onmogelijk of niet toegestaan.

Voorbeelden:
I can swim. (Ik kan zwemmen. - Mogelijkheid)
You can go to the party. (Je mag naar het feest. - Toestemming)
She can’t drive a car. (Zij kan geen auto rijden. - Onmogelijkheid)
You can’t eat in class. (Je mag niet eten in de klas. - Verbod)


Slide 9 - Slide

Uitleg  Can / Can’t
Betekenis: Wordt gebruikt om mogelijkheid of toestemming aan te geven.
Can → Iets is mogelijk of toegestaan.
Can’t → Iets is onmogelijk of niet toegestaan.

Voorbeelden:


Slide 10 - Slide

Uitleg  Should / Shouldn’t
Wordt gebruikt voor advies of om te zeggen wat juist of niet juist is.
Should → Iets is een goed idee of aanbevolen.
Shouldn’t → Iets is een slecht idee of afgeraden.



Slide 11 - Slide

Uitleg  Should / Shouldn’t
Wordt gebruikt voor advies of om te zeggen wat juist of niet juist is.
Should → Iets is een goed idee of aanbevolen.
Shouldn’t → Iets is een slecht idee of afgeraden.

Voorbeelden:
You should do your homework. (Je zou je huiswerk moeten maken. - Advies)
We should help the elderly. (We zouden ouderen moeten helpen. - Juist gedrag) 
You shouldn’t be rude to your teacher. (Je zou niet onbeleefd moeten zijn tegen je docent. - Afgeraden)
He shouldn’t eat so much candy. (Hij zou niet zoveel snoep moeten eten. - Slecht idee)

Slide 12 - Slide

Uitleg  Should / Shouldn’t
Wordt gebruikt voor advies of om te zeggen wat juist of niet juist is.
Should → Iets is een goed idee of aanbevolen.
Shouldn’t → Iets is een slecht idee of afgeraden.

Voorbeelden:



Slide 13 - Slide

Uitleg  Could / Couldn't
Betekenis: Wordt gebruikt voor mogelijkheid, voorstellen, of om te praten over vaardigheden in het verleden.
Could → Iets is mogelijk of een beleefd voorstel.
Couldn’t → Iets is onmogelijk of niet gedaan in het verleden.




Slide 14 - Slide

Uitleg  Could / Couldn't
Betekenis: Wordt gebruikt voor mogelijkheid, voorstellen, of om te praten over vaardigheden in het verleden.
Could → Iets is mogelijk of een beleefd voorstel.
Couldn’t → Iets is onmogelijk of niet gedaan in het verleden.

I could read when I was five.(Ik kon lezen toen ik vijf was. - Vaardigheid in het verleden)
We could watch a movie tonight.(We zouden vanavond een film kunnen kijken. - Voorstel)
She couldn’t understand the question.(Ze kon de vraag niet begrijpen. - Onmogelijkheid in het verleden)
I couldn’t go to the party.(Ik kon niet naar het feest gaan. - Onmogelijkheid)


Slide 15 - Slide

Uitleg  Could / Couldn't
Betekenis: Wordt gebruikt voor mogelijkheid, voorstellen, of om te praten over vaardigheden in het verleden.
Could → Iets is mogelijk of een beleefd voorstel.
Couldn’t → Iets is onmogelijk of niet gedaan in het verleden.

Voorbeelden


Slide 16 - Slide

Samenvatting.....................Vragen?

Slide 17 - Slide

Welke Woorden hoort bij welke regel?
Can
Can't
Should
Shouldn't
Could
Couldn't
om mogelijkheid of toestemming aan te geven.
voor advies of om te zeggen wat juist of niet juist is.
mogelijkheid, voorstellen, of om te praten over vaardigheden in het verleden.

Slide 18 - Drag question

Zelf aan de slag
Je gaat aan de slag met de worksheet (20 min)
Differentiatie: geen hulp






Klaar? Leer de woordjes van 4.2 op bladzijde 176
timer
20:00

Slide 19 - Slide

Controle vragen
Je gaat nu 3 zinnen schrijven. Iedere zin bevat.

1.Can of Can't
2.Should of Shouldn't
3.Could of Couldn't
timer
5:00

Slide 20 - Slide

Afsluiten

Doel: Aan het einde van de les kunnen de leerlingen zinnen maken met "can", "should" en "could" (in positieve en negatieve vorm) 

Slide 21 - Slide

Ik kan zinnen maken met "can", "should" en "could" (in positieve en negatieve vorm)
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje

Slide 22 - Quiz

Huiswerk
Worksheet afmaken en inleveren

Slide 23 - Slide

Volgende les
Volgende les: Comparisons (Vergelijkingen)

Slide 24 - Slide

Plan for today
0 - Absentie / HW
0 - Terugblik
0 - Lesdoel + Introductie
0 - Uitleg Can/should/could
0 - Zelf aan het werk
0 - Controle
0 - Afsluiten/Huiswerk
Doel: Aan het einde van de les kunnen de leerlingen zinnen maken met "can", "should" en "could" (in positieve en negatieve vorm) 

Slide 25 - Slide

The End

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link