Lezen H4

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemiddag klas 2K

Vandaag...
- Enquête
- Start Lezen H4
- Repetitie woordsoorten bespreken

Leerdoel:
- Ik kan onderscheid maken tussen standpunten en argumenten
- Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden

Huiswerk donderdag 16 juni
- Maken: Lezen hoofdstuk 4: startopdracht, opdracht 1, 2 en 4
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemiddag klas 2K

Vandaag...
- Enquête
- Start Lezen H4
- Repetitie woordsoorten bespreken

Leerdoel:
- Ik kan onderscheid maken tussen standpunten en argumenten
- Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden

Huiswerk donderdag 16 juni
- Maken: Lezen hoofdstuk 4: startopdracht, opdracht 1, 2 en 4

Slide 1 - Slide

Leerstof toetsweek Nederlands

Slide 2 - Slide

Welke tekstverbanden ken je nog?

Slide 3 - Mind map

Herhaling tekstverbanden

- Chronologisch verband(tijd):  vroeger, nu, eerst, daarna


- Opsommend verband: ten eerste, om te beginnen, ook, verder, ten slotte + getallen of 'dots' (-, *)


- Tegenstellend verband: tegenover, maar, hoewel, echter


- Toelichtend verband: bijvoorbeeld, zoals, denk aan

Slide 4 - Slide

Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.
zoals
maar
vroeger
daarnaast
Chronologisch verband
Opsommend verband
Tegenstellend verband
Toelichtend verband

Slide 5 - Drag question

Herhaling tekstverbanden

- Concluderend verband: dus, daarom, kortom, al met al
- Redengevend verband: omdat, daarom, dus, want
- Oorzakelijk verband: doordat, daardoor, dus
- Vergelijkend verband: in vergelijking met, net als, zoals
- Doel-middelverband: aan de hand van, zodat, met
- Samenvattend verband kortom, samengevat
- Voorwaardelijk verband: als...dan, indien, tenzij
- Toegevend verband: ook al, zij het dat, hoewel

Slide 6 - Slide

Daardoor
Want
Kortom
Sleep de tekstverbanden naar de bijpassende signaalwoorden. 
Evenals
Vergelijkend verband
Oorzakelijk verband
Redengevend verband
Concluderend verband

Slide 7 - Drag question

Sleep de signaalwoorden naar de bijbehorende tekstverbanden.
Let op: leer de tekstverbanden goed 
opsommend
tegenstellend
tijdsvolgorde (temporeel)
oorzaak-gevolg
toelichtend / voorbeeld
redengevend
voorwaardelijk
ook
hoewel
voordat
hierdoor
neem nu
tenzij
aangezien
omdat
mits
enerzijds ... anderzijds
verder
zoals bij
doordat
wanneer
echter
zowel ... als

Slide 8 - Drag question

Lezen H4: Feiten, meningen en argumenten


Feit: Iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is. 
'De Notenkraker speelt zich af in de zomer.'

Mening/Standpunt: Wat iemand van iets vindt.
Met de mening van een schrijver kun je het eens of oneens zijn.
Een mening herken je soms aan de signaalwoorden:
Ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, mijns inziens.

Argument
Wanneer een schrijver zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft.
Een argument herken je aan de signaalwoorden: want, omdat, namelijk, immers.

Slide 9 - Slide

Iets wat waar is of onwaar en wat je kunt controleren.
Iets wat iemand vindt en waarmee je het eens of oneens kunt zijn.
De reden waarom iemand iets vindt.
Een argument is...
Een feit is...
Een mening is...

Slide 10 - Drag question

Feit, mening of argument?
De toets was lastiger dan ik had verwacht.

A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 11 - Quiz

In deze chocoladetaart zit suiker.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 12 - Quiz

Zij is een goede schrijfster, want ze heeft al zes bestsellers op haar naam.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 13 - Quiz

Huiswerk donderdag 16 juni:

Maken: Lezen hoofdstuk 4: startopdracht + opdracht 1, 2, 4

Slide 14 - Slide