4 h Taalverwerving H4

8 januari - 4 havo
  • studiewijzer periode 2 (tot 15 maart)
  • opdracht leesdossier (wie heeft dit nog niet gedaan?)
  • herhaling  H4  ' Hoe kinderen taal leren '
  • Aan de slag: H3 opdracht 1 tot en met 10 blz.12 H4 opdracht 1 tot en met 7 blz. 14
(klaar? oriënteer je dan vast op je nieuwe boek)
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

8 januari - 4 havo
  • studiewijzer periode 2 (tot 15 maart)
  • opdracht leesdossier (wie heeft dit nog niet gedaan?)
  • herhaling  H4  ' Hoe kinderen taal leren '
  • Aan de slag: H3 opdracht 1 tot en met 10 blz.12 H4 opdracht 1 tot en met 7 blz. 14
(klaar? oriënteer je dan vast op je nieuwe boek)

Slide 1 - Slide

Vraag
Weet jij nog wat jouw eerste woordjes waren?
Wat weet jij nog van jouw eigen leerproces?
Gebruikte jij zelfverzonnen woorden? 

Slide 2 - Slide

streeppaard
sneeuwboot
elestrik
bibberspikkels
breivlees

Slide 3 - Slide

streeppaard -zebra
sneeuwboot - slee
elestrik - elastiek voor in je haar
bibberspikkels - kippenvel
breivlees - rollade

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Baby's zijn taalwondertjes
ze horen:
  • ritme
  • veelvoorkomende spraakklanken

Slide 6 - Slide

Baby's hebben een universeel gehoor (oren zijn gevoelig voor subtiele klankverschillen, ook van spraakklanken die niet voorkomen in hun eigen moedertaal)

Slide 7 - Slide

bijvoorbeeld:
Nederlands: geen onderscheid t - th
Baby's kunnen dit onderscheid voor hun 1e jaar nog horen, daarna niet meer.

Slide 8 - Slide

Taalverwerving
De eerste taal die je leert, is je moedertaal.

Je hebt het Nederlands verworven.

Het kost de meeste kinderen vier jaar om hun moedertaal te verwerven. 

Slide 9 - Slide

vier fases in de taalverwerving
 1. 'tata' (0 – 1)
 2.  Van gebrabbel naar zinnen (1 – 2,5
3.  Nadenken over de betekenis  (2,5 – 5)
 4. Op weg naar volwassen taal  (5 – 9)

Slide 10 - Slide

vier fases in de taalverwerving
 1. 'tata'  (0 – 1)        fonologische vaardigheden
 2. 'Van gebrabbel naar zinnen'  (1 – 2,5) semantische en syntactische vaardigheden
 3. 'Nadenken over betekenis'   (2,5 – 5)  morfologische vaardigheden
 4. 'Op weg naar volwassen taal' (5 – 9)   pragmatische vaardigheden

Slide 11 - Slide

 (0-1)
Fonologische vaardigheden
Klanken  zijn belangrijk  in hun moedertaal. 
Nederlandse baby’s leren bijvoorbeeld het verschil herkennen tussen de L en de R. Japanse baby’s leren juist andere klankcontrasten herkennen.
Aan het einde van deze eerste fase gaan baby’s zelf klanken maken: 
ze gaan brabbelen (brabbelfase)

Slide 12 - Slide

 (0-1)
De voortalige periode (26 weken voor de geboorte - 1 jaar) het kind leert:
- de taal herkennen;
- klanken herkennen;
- klanken verstaan
- klanken uitspreken.

Slide 13 - Slide

 (1 - 2,5)
Kinderen zeggen hun eerste echte woordje, vaak mama of papa.
Al snel komen daar meer losse woordjes bij, als auto! of poes!
De eerste (korte) zinnetjes hebben meteen de goede woordvolgorde: koekje eten (niet: eten koekje).

Slide 14 - Slide

 (1 - 2,5)
Semantische vaardigheden: betekenis van de gesproken taal



Slide 15 - Slide

 (1 - 2,5)
Van 1 jaar tot 2,5 jaar. Het kind leert...
- dat klanken een betekenis hebben;
- woorden (éénwoordfase);
- woorden combineren (twee- en meerwoordfase);
- de goede woordvolgorde.


Slide 16 - Slide

 (2,5 - 5)
Kinderen maken langere zinnen met meer werkwoorden: 
Jij gaat ook altijd weglopen soms 
Ik doe jou aanbotsen.

Kinderen gaan nadenken over taal. 
Een oma is geen meisje, maar een meis, want ‘–je’ hoort bij kleine dingen en oma is niet klein… Kortom: ze gaan logische fouten maken.


Slide 17 - Slide

 (2,5 - 5)
Uitspraak wordt steeds beter (mek-melk   waat-water);
Uitbreiding woordenschat (van een paar 100 tot ruim 2000);
Gebruik van langere zinnen, meer verschillende woordsoorten
Kinderen passen regels toe op woorden waar het niet voor geldt: 
liep -loopte    zwom-zwemde : overgeneralisatie


Slide 18 - Slide

(2,5-5)
Kinderen gaan bewust nadenken over taal:
metalinguïstisch bewustzijn

(nadenken over de zin en onzin van woorden en regels)

Slide 19 - Slide

De voltooiingsfase (5 - 9)
Kinderen leren op school lezen en schrijven.
Kinderen leren steeds meer woorden en woordsoorten.
Kinderen leren sterke werkwoorden vervoegen (loop/liep/gelopen).
Kinderen weten hoe je een gesprek moet voeren.
Kinderen leren inschatten wat de luisteraar weet, zodat ze niet te veel en niet te weinig informatie geven!

Slide 20 - Slide

 (5 - 9)
Pragmatische vaardigheden: wat effectief, begrijpelijk en passend taalgebruik is.

Kritische periode: de eerste levensjaren lijken de periode om taal te leren.

Slide 21 - Slide

Aan de slag
Lees bladzijde 22 en 23 
Maak opdracht 1 tot en met 7 op blz. 14

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video