Nederlands examen voorbereidings quiz

Les 11:

Duidelijke woordenschat
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Les 11:

Duidelijke woordenschat

Slide 1 - Slide

Wat is de betekenis van de uitdrukking?
"De tanden laten zien."

A
Aangenaam klinken.
B
Wel waarnemen, maar voor de rest er niets over zeggen.
C
Laten merken dat je niet bang bent en dat je je heel fel zal verdedigen.
D
Als je niet gehoorzaamt krijg je straf.

Slide 2 - Quiz

Wat is de betekenis van de uitdrukking?
"In het duister tasten."
A
Wel waarnemen, maar voor de rest er niets over zeggen.
B
Als je niet gehoorzaamt krijg je straf.
C
Er nog van willen.
D
Er niets over weten; geen aanknopingspunt hebben.

Slide 3 - Quiz

Les 12:

Vergelijkend verband

Slide 4 - Slide

Als
Dan
Vergrotende trap
Stellende trap
Ik ben slimmer [...] jij. 
Het is net zo saai [...] vorig jaar

Slide 5 - Drag question

Wat probeert de schrijver te doen met een vergelijkend verband?

Slide 6 - Open question

Les 17:

Voorzetsels

Slide 7 - Slide

Wat is een voorzetsel?
A
Een vergelijkbaar woord
B
Een verbuigbaar woord
C
Een onverbuigbaar woord
D
Een onvergelijkbaar woord

Slide 8 - Quiz

Soms vormen voorzetsels een vast combinatie met een woord of een woordgroep. Een vast voorzetsel dat een combinatie vormt met....?
A
Een Pv of een O & een uitdrukking.
B
Een w.w. of een z.n. & een uitdrukking.
C
Een w.w. of een z.n. & een mop.
D
Een Pv of een O & een mop.

Slide 9 - Quiz

Les 19:

Literaire bouwstenen in een verhaal

Slide 10 - Slide

Leg zelf uit wat het verschil is tussen een hoofdpersonage en een nevenpersonage.

Slide 11 - Open question

Chronologisch
Niet-chronologisch
Niet in volgorde
Flashback
In volgorde
Flashforward

Slide 12 - Drag question

Les 23:

Dialoog expressief brengen

Slide 13 - Slide

Welk van de vier is een mededelende zin?
A
Is dat wel veilig?
B
Begin maar.
C
Gek!
D
Mijn kat heeft nog nooit een muis of vogel gevangen.

Slide 14 - Quiz

Welk van de vier is een bevelende zin?
A
Ik denk niet dat je dat gaat halen.
B
Wees stil.
C
Denk je dat je dat haalt?
D
Wow!

Slide 15 - Quiz

Bij welke soort zin stijgt de intonatie?
A
Bij een vragende zin.
B
Bij een uitroepende zin.
C
Bij een bevelende zin.
D
Bij een mededelende zin.

Slide 16 - Quiz

Les 28:

Koppeltekens en trema's

Slide 17 - Slide

Waarom gebruiken wij koppeltekens of trema's?
A
Omdat anders de zinnen botsen.
B
Omdat anders medeklinkers botsen.
C
Omdat anders klinkers botsen.

Slide 18 - Quiz

Wat is het meervoud van "calorie"?

Slide 19 - Open question

Welke is juist geschreven?
A
Principiële
B
Principees
C
Principiëles
D
Principieëlen

Slide 20 - Quiz

Les 30:

Schooltaalwoorden

Slide 21 - Slide

Wat is de betekenis van het schooltaalwoord in de zin?
"Tijdens STEM >>behandelen<< we hoe je moet programmeren."
A
Genezen
B
Een onderwerp bespreken, erover praten of schrijven.
C
Schieten we in actie.

Slide 22 - Quiz

Wat is de betekenis van het schooltaalwoord in de zin?
"Bij >>uitzondering<< mochten we opblijven tot 1 uur."
A
Anders dan anders.
B
Als iets niet geldt wat voor andere mensen wel geldt.
C
Buiten één iets of iemand.

Slide 23 - Quiz

Les 35:

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Slide 24 - Slide

Wat zijn de 2 kenmerken van een samengestelde zin?
A
1) Bevat een bijwoord 2) Zin met 1 PV
B
1) Bevat een bijwoord 2) Zin met 2 of meer PV's
C
1) Bevat een voegwoord 2) Zin met 2 of meer Pv's
D
1) Bevat een voegwoord 2) Zin met 1 PV

Slide 25 - Quiz

Is een komma aan voegwoord?
A
Nee
B
Geen idee
C
Ja

Slide 26 - Quiz

Nevengeschikte zin
Ondergeschikte zin
hoofdzin + bijzin
hoofdzin + hoofdzin
In elke hz staan Pv en O naast elkaar.
❤️‍🩹
💔
Typische voegwoorden: Want, en, maar
Typische voegwoorden: Omdat, ...

Slide 27 - Drag question

Het einde!

Slide 28 - Slide