Cours 4: Les nombres

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Le mardi 6 avril

Je= ik

tu = jij

il= hij

elle= zij

Le verbe être= zijn

Je suis hollandais.

Tu es en classe?

Il est un grand garçon.

Elle est une grande fille.

Je suis hollandais.

Tu es en classe.
Il est un grand garçon.
Elle est une grande fille.

Ik ben Nederlands.

Jij bent in de klas.

Hij is een grote jongen.

Zij is een groot meisje.

être

=

  zijn

Sleep de juiste vorm van être naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord

il/elle/on

tu

je

suis

es

est

Vertaling?

ik ben

hij is

jij bent

zij is

  je suis

il est

tu es

elle est

Cours 5: Les nombres

un (1)

 deux (2) 

trois (3) 

quatre (4) 

cinq (5) 

six (6)

sept (7) 

huit (8) 

neuf (9) 

dix (10) 

onze (11) 

douze (12) 

treize (13) 

quatorze (14) 

quinze (15) 

seize (16) 

dix-sept (17) 

dix-huit (18)

 dix-neuf (19) 

vingt (20)

Écris

Activité 1:

Maak de memory: volgende dia

https:

Activité 2:

Sleep: volgende dia

https:

Activité 3:

Luister naar de cijfers en combineer: volgende dia

https:

Tu as quel âge?

J'ai douze ans!

Il a quel âge?

Hoe oud zijn de kinderen met de taart geworden?

Sleep het juiste getal naar de juiste taart!

Treize

Quatorze

Dix

Onze

Scroll bij de volgende opdracht eerst naar beneden

Maak: exercice 3

https:

Volgende link: Tel de cijfers bij elkaar op

Huit et cinq font: treize

acht en vijf maken: dertien

et= en

font= maken

https:

www.crickweb.co.uk

https:

We gaan bingo spelen!

https: