foutloos spellen

foutloos spellen
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

foutloos spellen

Slide 1 - Slide

SPELLING

-d of -t


Soms weet je niet of een woord eindigt op een -d of een -t.

Daar is een regel voor:


  1. Maak het woord langer door er -e of -en achter te zetten.
  2. Zeg het woord 'hardop'. Je hoort dan een -d of een -t.
  3. De letter die je hoort, schrijf je op bij het korte woord.
Let op: dit geldt niet voor persoonsvormen!!!


Slide 2 - Slide

Een -d of een -t aan het eind? Gebruik de regel. Schrijf het woord helemaal op.


akkoor__

Slide 3 - Open question

Een -d of een -t aan het eind? Gebruik de regel. Schrijf het woord helemaal op.


fietstoch__

Slide 4 - Open question

Een -d of een -t aan het eind? Gebruik de regel. Schrijf het woord helemaal op.


gezeg__

Slide 5 - Open question

Een -d of een -t aan het eind? Gebruik de regel. Schrijf het woord helemaal op.


opgerol__

Slide 6 - Open question

Een -d of een -t aan het eind? Gebruik de regel. Schrijf het woord helemaal op.


opgewek__

Slide 7 - Open question

Een -d of een -t aan het eind? Gebruik de regel. Schrijf het woord helemaal op.


zogenaam__

Slide 8 - Open question

HOOFDLETTERS EN LEESTEKENS


Maken een tekst duidelijker en beter te lezen.


De lezer kan de tekst zo ook veel beter begrijpen.

Slide 9 - Slide

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

ik blijf vandaag thuis omdat ik schoolziek ben

Slide 10 - Open question

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

mieke heeft veel dieren kippen schapen en honden

Slide 11 - Open question

Juist of onjuist:
Mercedes
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Juist of onjuist:
Pieter Van Duinrade
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Juist of onjuist:
nederlandse
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Verkleinwoorden

Slide 15 - Slide

Wat is het verkleinwoord?
de beloning

Slide 16 - Open question

Wat is het verkleinwoord?
de foto

Slide 17 - Open question

Wat is het verkleinwoord?
de bikini

Slide 18 - Open question

Meervoud

Slide 19 - Slide

Wat is goed?
1 graf
A
2 graaven
B
2 grafen
C
2 graffen
D
2 graven

Slide 20 - Quiz

Wat is goed?
A
kommaas
B
kommas
C
komma's
D
kommaa's

Slide 21 - Quiz

Zeeman wordt in het meervoud zeemannen, zeelui of zeelieden.
Het meervoud van vakman wordt dus
_________, _________ of _________ .

Slide 22 - Open question

Groente wordt in het meervoud groenten of groentes.
Het meervoud van hoogte wordt dus
_____________ of _______________ .

Slide 23 - Open question

Samenstellingen

Slide 24 - Slide

Maak een samenstelling van de woorden:
trap + huis

Slide 25 - Open question

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
maneschijn
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 26 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
ladekast
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 27 - Quiz

Maak een samenstelling van de woorden:
kwaliteit + controle

Slide 28 - Open question