Lezen H3: Tekstverbanden en signaalwoorden

Welkom 2A!
Doelen:
- Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden 
- Ik kan opsommingen en tegenstellingen herkennen aan de hand van signaalwoorden

Eerst: opfrissen!

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 2A!
Doelen:
- Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden 
- Ik kan opsommingen en tegenstellingen herkennen aan de hand van signaalwoorden

Eerst: opfrissen!

Slide 1 - Slide

Waaruit is een tekst opgedeeld?
A
Inleiding, kern
B
Inleiding, slot, kern
C
Inleiding, kern, slot
D
Kern, slot

Slide 2 - Quiz

Welke tekstdoelen ken je?

Slide 3 - Mind map

Waar kijk je naar bij verkennend lezen?

Slide 4 - Mind map

Wat weet je van tekstverbanden
en signaalwoorden?

Slide 5 - Mind map

Tekstverbanden en signaalwoorden
Woorden, zinnen en alinea's in een tekst hebben met elkaar te maken. Dat heet samenhang of tekstverband.

Tekstverbanden kun je herkennen aan signaalwoorden.


Slide 6 - Slide

Voorbeelden van tekstverbanden
Opsommend:
ten eerste, ten tweede, ook, om te beginnen, verder, ten slotte,  daarnaast, en, bovendien. 
Ook liggende streepjes, getallen of dots.

Rowan heeft veel hobby's: ten eerste is hij gek op gitaarspelen. Daarnaast houdt hij van drummen en hockeyen. 

Slide 7 - Slide

Voorbeelden van tekstverbanden
Tegenstellend:
maar, tegenover, hoewel, echter, toch, daarentegen, 
daar tegenover, aan de ene kant ... aan de andere kant.

Lieke is supergoed in wiskunde en muziek, maar Engels en Duits vindt ze ontzettend moeilijk.

Slide 8 - Slide

Welk tekstverband?

Veel mensen klagen als het waait en regent, maar ik houd juist van dat onstuimige weer.
A
concluderend
B
tegenstellend
C
oorzakelijk
D
opsommend

Slide 9 - Quiz

Welk signaalwoord geeft GEEN opsomming aan?
A
Daarnaast
B
Ook
C
En
D
Toch

Slide 10 - Quiz

Welk tekstverband?

Lidewij is gek op chips en koekjes. Daarnaast smult ze graag van gebakjes en ijs.
A
samenvattend
B
opsommend
C
oorzakelijk
D
concluderend

Slide 11 - Quiz

Aan de slag!
Lezen H3:

Opdracht 1,2 en 4

Slide 12 - Slide