6.3 Revolutie buiten Frankrijk

Tijd van pruiken en revoluties
H6 Revolutie! Alles moet anders.
Par. 6.3 Revolutie buiten Frankrijk
1 / 38
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Tijd van pruiken en revoluties
H6 Revolutie! Alles moet anders.
Par. 6.3 Revolutie buiten Frankrijk

Slide 1 - Slide

  • Tijdvak: Tijd van pruiken en revoluties
  • 1700-1800

  • Periode: vroegmoderne tijd
  • 1500-1800


Slide 2 - Slide

Invalshoeken
  • Economisch: 
  • Wat zijn de middelen van bestaan? 
  • Leven mensen van de jacht, landbouw, industrie?
  • Hoe komen mensen aan hun inkomsten?
  • Geld
 

Slide 3 - Slide

Invalshoeken
  • Politiek-bestuurlijk: 
  • Bestuur: is het land een koninkrijk, keizerrijk of een republiek?
  • Wie is de baas? 
  • Welke regels en wetten zijn er?
 

Slide 4 - Slide

Invalshoeken
  • sociaal: 
  •  Leefomstandigheden van mensen.
  •  Sociale lagen. 
  • Standen.
  • Zijn er grote verschillen tussen mannen/vrouwen en arm/rijk? 
  • Leven de mensen in de stad of op het platteland?

Slide 5 - Slide

Invalshoeken
  • cultureel
  • Gaat vooral over:
  • geloof 
  • kunst 
  • wetenschap

Slide 6 - Slide

Feit en mening
  • feit: een feit is iets waarover geen discussie bestaat. Als iets in meerdere (betrouwbare) bronnen wordt genoemd, dan mag je aannemen dat het zo gebeurd is.

  • mening: iets wat een persoon vindt, persoonsgebonden en kan dus veranderen.

Slide 7 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe de Franse Revolutie eindigde.
  • Je kunt uitleggen welke ideeën van de revolutie Napoleon over Europa verspreidde.
  • Je kunt uitleggen dat de nieuwe ideeën over vrijheid en gelijkheid pas na enige tijd zorgden voor afschaffing van de slavernij in de koloniën.
  • Je kent de begrippen en jaartallen uit deze paragraaf.

Slide 8 - Slide

Het einde van de revolutie
  • De revolutie zorgde voor grote veranderen in Frankrijk.
  • Koningen uit andere landen waren ongerust! 
  • Bang dat hun onderdanen ook vrijheid en gelijkheid wilden.
  • In de meeste landen hadden koningen alle macht.
  • En hadden edelen en geestelijken voorrechten.

Slide 9 - Slide

Het einde van de revolutie
  • Fransen bang dat koningen uit andere landen Frankrijk zouden aanvallen om einde te maken aan de revolutie.
  • Daarom viel Frankrijk in 1792 zelf Oostenrijk aan.

Slide 10 - Slide

Het einde van de revolutie
  • Daarna raakte Frankrijk ook in oorlog met Pruisen, Groot-Brittannië en de Republiek. 
  • De Fransen voerden jarenlang oorlog.

Slide 11 - Slide

Het einde van de revolutie
  • Door al die oorlogen bleef het in Frankrijk onrustig. 
  • Het volk was ontevreden: 
  1. de voedselprijzen stegen
  2. belastingen werden steeds verhoogd. 
  • Regelmatig opstanden, die door het leger moesten worden neergeslagen. Leger steeds belangrijker.

Slide 12 - Slide

Het einde van de revolutie
  • In 1799 pleegde een jonge generaal, Napoleon Bonaparte, een staatsgreep
  • Dat is een plotselinge overname van de macht, vaak met hulp van het leger.

Slide 13 - Slide

Geef 1 reden waarom het volk in Frankrijk ontevreden was.

Slide 14 - Open question

1792
A
Frankrijk valt Oostenrijk aan
B
Napoleon grijpt de macht

Slide 15 - Quiz

1799
A
Frankrijk valt Oostenrijk aan
B
Napoleon grijpt de macht

Slide 16 - Quiz

Een staatsgreep is...
A
Wanneer mensen in opstand komen.
B
Grote en snelle verandering.
C
Wanneer je niet tevreden bent met de koning.
D
Plotselinge en gewelddadige overname van de macht.

Slide 17 - Quiz

Het bestuur van Napoleon
  • Napoleon maakte van Frankrijk een dictatuur
  • Dat betekent dat hij alleen de macht had.
  • Burgers hadden dus geen invloed meer op het bestuur. 

Slide 18 - Slide

Het bestuur van Napoleon
  •  Napoleon maakte zelf nieuwe wetten, 
  • besliste als enige over oorlog 
  • en benoemde zelf de rechters.

Slide 19 - Slide

Het bestuur van Napoleon
  • Napoleon liet een aantal dingen uit de Franse Revolutie bestaan. 

  • Ten eerste hadden alle burgers dezelfde grondrechten.
  • Iedereen was gelijk, er was geen standenmaatschappij meer. 

Slide 20 - Slide

Het bestuur van Napoleon
  • Ten tweede maakte Napoleon één wetboek voor heel Frankrijk. 
  • Voor het eerst golden in het hele land en voor alle burgers dezelfde wetten.

Slide 21 - Slide

Het bestuur van Napoleon
  • Ook voerde Napoleon de burgerlijke stand in. 
  • Dat is een lijst waarin het bestuur vastlegt wanneer alle burgers zijn geboren, zijn getrouwd en zijn overleden. 
  • Alle Fransen moesten zich in hun woonplaats laten inschrijven bij het bestuur.
  • Hierdoor wist Napoleon hoeveel inwoners Frankrijk had, wie belasting moest betalen en wie oud genoeg was voor het leger.

Slide 22 - Slide

Het bestuur van Napoleon
  • Veel Fransen blij met Napoleon. 
  • Hij zorgde voor orde en rust.
  • Napoleon veroverde met zijn  leger bijna heel Europa.
  • Overal waar Napoleon de macht kreeg, voerde hij zijn wetboeken, de burgerlijke stand en de dienstplicht in.

Slide 23 - Slide

Wat is een dictatuur?

Slide 24 - Open question

Hebben burgers in een dictatuur invloed op het bestuur?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quiz

Napoleon liet een paar dingen uit de Franse Revolutie bestaan, welke?
A
Dictatuur
B
Grondrechten
C
Voorrechten
D
Standensamenleving

Slide 26 - Quiz

Onder Napoleon kwam er één wetboek voor heel Frankrijk
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Onder Napoleon was iedereen gelijk, er was geen standensamenleving meer.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz

Wat wordt vastgelegd bij de burgerlijke stand?
A
Achternamen
B
Geboorte
C
Huwelijk
D
Overlijden

Slide 29 - Quiz

In de veroverde landen voerde Napoleon de burgerlijke stand, wetboeken en de dienstplicht in.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Video

Ongelijkheid in de koloniën
  • Ondertussen was er geen gelijkheid en vrijheid voor de mensen die in de Franse koloniën als slaven moesten werken.  
  • Zij hoorden wel over de Franse Revolutie en de nieuwe ideeën. 
  • Dat leidde tot onrust. 

Slide 32 - Slide

Ongelijkheid in de koloniën
  •  In 1791 kwamen slaven in de Franse kolonie Haïti in opstand: 
  • zij verdreven de Fransen en stichtten hun eigen, onafhankelijke land.
  • Op de Nederlandse plantages in Curaçao mislukte een slavenopstand.

Slide 33 - Slide

Ongelijkheid in de koloniën
  • De ideeën over vrijheid en gelijkheid veranderden ook de ideeën over slavernij.
  • Sommigen vonden slavernij in strijd met de grondrechten die elk mens had. 
  • Anderen vonden vooral dat slavenhandel en slavernij wreed en onmenselijk waren.

Slide 34 - Slide

Ongelijkheid in de koloniën
  • Het duurde lang voordat slavernij afgeschaft werd.
  • Europeanen verdienden veel geld met slavenhandel en de verkoop van plantageproducten.

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Ongelijkheid in de koloniën
  • In 1807 verbood de Britse regering als eerste de handel in slaven. 
  • In 1833 schafte Groot-Brittannië ook de slavernij af. 
  • In 1863 verbood de Nederlandse regering slavernij.

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Video