1.2 Wereldhandel: van kolonialisme tot nu

Noem alle BRICS landen. En schrijf één gemeenschappelijk kenmerk op voor deze landen
1 / 42
next
Slide 1: Open question
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Noem alle BRICS landen. En schrijf één gemeenschappelijk kenmerk op voor deze landen

Slide 1 - Open question

Waarom verplaatsen MNO's hun productieafdelingen naar lageloonlanden maar het hoofdkantoor niet?

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Slide

Waarom is het nu wel mogelijk om de productieketen op te delen, maar in 1950 niet?

Slide 4 - Open question

  • Tijdruimtecompressie
  • Technologische vooruitgang: transport en informatie / communcatie

Slide 5 - Slide

Handelsgrenzen verdwijnen
Opdeling productieketen
Globalisering
Verschuiving industrie 
Stijgende welvaart
WTO
Toename wereldhandel
Global shift
Groeiende afzetmarkt

Slide 6 - Drag question

Hoe heet het terughalen van de productie naar centrumlanden?
A
Offshoring
B
Reshoring
C
Afwenteling
D
Doorschuiven

Slide 7 - Quiz

Zijn de uitspraken juist?
I Wanneer reshoring op grote schaal wordt toegepast is dit nadelig voor de Chinese economie.

II Reshoring zal voor meer banen zorgen in met name westerse landen.
A
Alleen uitspraak I is juist.
B
Alleen uitspraak II is juist.
C
Beide uitspraken zijn juist.
D
Beide uitspraken zijn onjuist.

Slide 8 - Quiz

Digitale bron Global Shift

Slide 9 - Slide

Herhaling 1.1. + start 1.2 wereldeconomie
Ontwikkeling van de wereldeconomie

Slide 10 - Slide

Leerdoelen 1.2. 
  • Je weet dat het koloniaal verleden van landen een rol heeft gespeeld in hun huidige positie in de wereldhandel.
  • Je begrijpt dat spanningen tussen landen de globalisering kunnen beïnvloeden.
  • Je kunt de kenmerken van de verschillende fasen van de wereldhandel beschrijven
  • Je beheerst de begrippen van de paragraaf.




Slide 11 - Slide

Voorbereiding 1.2.
1. Welke grondstoffen werden in de fase van het handelskolonialisme (1500-1800) vanuit de kolonies naar Europa vervoerd?
2. Wat was het belangrijkste verschil in doel en aanpak tussen het handelskolonialisme (1500-1800) en het industrieel kolonialisme (1800-1950)?
3. Bekijk bron 14. Wat laat deze bron zien over de handelsstromen in de periode van het handelskolonialisme?
4. Na de Tweede Wereldoorlog werden veel kolonies onafhankelijk, maar niet alle banden met de oude kolonisator doorgesneden. Leg uit wat met neokolonialisme wordt bedoeld.
5. Bekijk bron 15. Leg uit hoe de Nieuwe Zijderoute bijdraagt aan het verstevigen van de positie van China in de wereldeconomie.
6. In de tekst staat dat mno’s steeds vaker overgaan tot reshoring. Leg uit waarom dit in de huidige wereldhandel een logische reactie kan zijn.

Slide 12 - Slide

ZELFSTANDIG (10 min)
Maak in je schrift een tijdlijn vanaf de koloniale periode tot nu.
Schrijf bij elke fase de belangrijkste kenmerken + begrippen (en hun betekenis)

Bij 2020- toekomst doe je een voorspelling: Hoe denken dat je de wereldeconomie zich gaat ontwikkelen? (minstens 100 woorden)



- 1500-1800
- 1800-1945
- 1945-1990
-1990 - 2020
-2020 - toekomst




timer
15:00
Gebruik je leerboek!

Slide 13 - Slide

Deel (5 min)
Vergelijk jouw tijdlijn met jouw buur
Bevraag en vul aan. Wat heeft jouw buur wel en jij niet, of andersom? 
Maak de tijdlijn compleet. 
timer
5:00

Slide 14 - Slide

Uitwisselen
Klassikaal, met uitleg + filmpje
Of zelfstandig aan de slag: 2-3-4-6 van paragraaf 1.2.
timer
15:00

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Het grote plaatje
Vraag 1
1. Welke drie hoofdgroepen van landen worden genoemd in het centrum-periferiemodel, en kun je voor elk van deze groepen een voorbeeld geven?

Slide 18 - Slide

Ontstaan van het wereldsysteem
De basis is gelegd in de koloniale periode. 

Slide 19 - Slide

1500 – 1800: Handelskolonialisme

• Wat gebeurde er? 
  • Europese landen (zoals Spanje, Portugal en Nederland) veroverden gebieden in Amerika, Afrika en Azië. 
  •  Ze haalden grondstoffen zoals suiker, katoen en specerijen naar Europa.  
  •  Op plantages in Amerika werkten tot slaaf gemaakten uit Afrika.
  • Vooral aan de kust, het binnenland bleef onaangeroerd

• Begrippen:
  • Handelskolonialisme: kolonies vooral gebruiken om spullen te kopen en te verkopen.
  • Slavenhandel: Afrikanen werden gevangen en naar Amerika gebracht om dwangarbeid te doen.

Slide 20 - Slide

Handelskolonialisme 
(1500 - 1800)
Kenmerken:
- Kolonies leveren grondstoffen en arbeidskrachten (slaven).
- Langs de kusten ontstaan plantages.

Slide 21 - Slide

1800 – 1945: Industrieel kolonialisme

• Wat gebeurde er? 
  •  Door de industriële revolutie hadden Europese landen meer grondstoffen nodig
  • en nieuwe plekken om hun producten te verkopen (afzetmarkt). 
  •  Kolonies werden daardoor nóg belangrijker en harder uitgebuit. 
  •  Ook cultuur, taal en bestuur werden door Europeanen bepaald.
  •  Ook het binnenland werd gekoloniseerd
  •  Toename handel binnen de kolonie

• Begrippen:
  • Industrieel kolonialisme: kolonies leveren grondstoffen én zijn afzetmarkt.
  • Uitbuiting: mensen worden slecht behandeld, krijgen weinig loon en moeten hard werken.

Slide 22 - Slide

Industrieel kolonialisme
(1800 - 1950)

Slide 23 - Slide

Waarom is het handelskolonialisme overgegaan in industrieel kolonialisme?
Door de opkomst van de industrie werd het voor Europese landen belangrijk om:

  • - verzekerd te zijn van de aanvoer van grondstoffen
en
  • - een afzetmarkt te hebben voor hun industrieproducten.

Slide 24 - Slide

Wat is daarvan het gevolg geweest?
  • - Vroegere handelsgebieden werden onderdeel van het moederland. 
  • Op tal van terreinen - bestuur, onderwijs, handel en ontwikkeling - verstevigde het moederland haar greep op de kolonie. 
  • - Door de industrialisatie nam de wereldhandel enorm toe, maar de handelsstromen verliepen steeds meer binnen het koloniale rijk.

Slide 25 - Slide

1945 – 1990: Dekolonisatie en Koude Oorlog
• Wat gebeurde er? 
  •  Na de Tweede Wereldoorlog werden veel kolonies onafhankelijk. 
  •  Toch bleven veel landen afhankelijk van hun vroegere overheersers (dit noemen we neokolonialisme). 
  •  Ondertussen was er de Koude Oorlog: de VS en de Sovjet-Unie probeerden allebei zoveel mogelijk invloed te krijgen, ook in Afrika, Azië en Zuid-Amerika.
Begrippen:
  • Dekolonisatie: kolonies worden onafhankelijk.
  • Neokolonialisme: arme landen blijven economisch afhankelijk van rijke landen.
  • Koude Oorlog: strijd tussen het kapitalistische Westen (o.l.v. VS) en het communistische Oostblok (o.l.v. Sovjet-Unie).

Slide 26 - Slide

Neokolonialisme.... 
(Neo=Nieuw)

Slide 27 - Slide

 Neokolonialisme 

  • Ex-koloniën blijven leverancier grondstoffen en afnemers van industrieproducten. 
  • centrumlanden en periferie.
  • Afhankelijkheid noem je neokolonialisme. 

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Vrijhandel veranderde de wereld (na 1990)

• Wat gebeurde er? 
  • De Sovjet-Unie viel uit elkaar. Bijna overal in de wereld werd de vrijemarkteconomie normaal.
  • Bedrijven konden makkelijker over de hele wereld handelen en vestigen. 
  • Productie werd verspreid: onderdelen van bijvoorbeeld een iPhone komen uit veel verschillende landen. 
  • China werd een supermacht met veel productie en handel (Nieuwe Zijderoute)

• Begrippen:
  • Vrijemarkteconomie: bedrijven mogen zelf beslissen wat ze maken en tegen welke prijs.
  • Vrijhandel: landen handelen zonder (veel) beperkingen.
  • Globalisering: landen en mensen over de hele wereld zijn steeds meer met elkaar verbonden.
  • Nieuwe Zijderoute: door China opgezet mondiaal netwerk van infrastructurele projecten en andere verbindingen over spoor, weg en water

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

2020 – Toekomst: Onzekerheid en veranderingen

• Wat gebeurt er nu? 
  • Door corona, handelsoorlogen en spanningen (bijvoorbeeld tussen China en Taiwan) is de wereldhandel minder zeker geworden. 
  • Bedrijven halen productie vaker terug naar eigen land (reshoring), zodat ze minder afhankelijk zijn van anderen. 
  • Er komen strengere handelsregels en landen beschermen hun eigen economie meer met importheffingen.

• Begrippen:
  • Reshoring: bedrijven halen hun productie terug naar eigen land of regio, in plaats van in verre landen te laten maken. Dit doen ze om minder afhankelijk te zijn van andere landen en risico’s (zoals oorlog of pandemie) te vermijden.
  • Importheffingen: extra belastingen die een land vraagt op producten die uit het buitenland komen. Hierdoor worden buitenlandse producten duurder, zodat de eigen bedrijven beter kunnen concurreren.

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Voorspelling: wereldeconomie van de toekomst
Eigen voorbeeld

Slide 35 - Slide

Na 2008: versnippering van de wereldhandel?

Aandeel in de wereldhandel wordt gestuurd door:
- Politieke ontwikkelingen in de wereld (oorlogen)
- Economische ontwikkelingen in landen en in de wereld (importheffingen, gevolgen van een pandemie)
Aantal ontvangen directe buitenlandse investeringen in de chip-sector, per regio

Slide 36 - Slide

Aan de slag...
Voorbereiding paragraaf 3 --> HW voor a.s. donderdag

Klaar? Maak boxopdracht 1 in BNL online of kies een onderdeel uit de studiewijzer (keuze)

Slide 37 - Slide

Leerdoelen check
  • Ik weet dat het koloniaal verleden van landen een rol heeft gespeeld in hun huidige positie in de wereldhandel.
  • Ik begrijp dat spanningen tussen landen de globalisering kunnen beïnvloeden.
  • Ik kan kenmerken van de verschillende fasen van de wereldhandel beschrijven

timer
3:00

Slide 38 - Slide

Lees paragraaf 1.3. en beantwoord de vragen in je schrift.

1. Noem twee natuurlijke omstandigheden die een land meer ontwikkelingskansen geven.
2. Leg uit waarom een land zonder toegang tot zee (landlocked) vaak een nadeel heeft in de economische ontwikkeling.
3. Wat wordt bedoeld met de Gini-coëfficiënt?
4. Bekijk bron 21. Wat laat deze bron zien over de export van Ivoorkust en wat zegt dat over het ontwikkelingsniveau van dit land?
5. Leg uit waarom een hoge bevolkingsgroei in een arm land kan zorgen voor een lagere welvaart per hoofd van de bevolking.
6. In de tekst worden interne en externe oorzaken van ontwikkeling besproken. Leg uit hoe deze twee soorten oorzaken elkaar kunnen versterken.

Slide 39 - Slide

OPDRACHT
Vrijhandel: voor- of nadelig voor een land?
1. Buitenlandse concurrentie
2. Vorming van grote bedrijven
3. Regionale specialisatie
4. Vrij toegang tot de buitenlandse afzetmarkt
5. Goedkopere producten
6. Binnenlandse bedrijven failliet
7. Protectionisme verboden

Slide 40 - Slide

Voordelig

2. Vorming van grote bedrijven
3. Regionale specialisatie
4. Vrij toegang tot de buitenlandse afzetmarkt
5. Goedkopere producten

Waarom?

2. Grote afzetmarkt bereikbaar
3. Land maakt producten waar het goed in is
4. Bedrijf kan internationaal concurreren
5. Consument profiteert

Slide 41 - Slide

Nadelig

1.  Buitenlandse concurrentie
6. Binnenlandse bedrijven failliet
7. Protectionisme verboden

Waarom?

1. Kans op faillissement
6. Buitenlandse concurrentie
7. Geen bescherming eigen bedrijven tegen buitenlandse concurrentie

Slide 42 - Slide