Er zijn 14 indicatoren (samengesteld uit Ho, Robinette, & Gonzales, 2002; McWilliam, Maxwel, &
Sloper, 1999) voor het gezinsgericht werken met ouders. Deze indicatoren geven goede
handvatten voor professionals om partnerschap met ouders vorm te geven. De indicatoren zijn:
1. Visie: Er is aandacht voor de behoeften van alle kinderen, inclusief kinderen met een
beperking en hun gezinnen. Dit staat centraal in de visie van de instelling of aanpak.
2. Ondersteuning: al het personeel is vriendelijk en biedt ondersteuning voor gezinnen.
3. Sensitief: professionals reageren vrijwel altijd op vragen van gezinnen zonder kritisch te zijn.
4. Beschikbaarheid (responsiveness): professionals doen vrijwel altijd aanpassingen als gezinnen
hierom vragen en controleren naderhand of de gezinnen daadwerkelijk tevreden zijn.
5. Begripvol: professionals kennen de waarden van het gezin en zijn geïnteresseerd om het
gezin beter te leren kennen.
6. Empowerment: professionals laten gezinnen voelen en merken dat ouders weten hoe zij hun
kind kunnen helpen, laten leren en ontwikkelen.
7. Communicatie: professionals zijn duidelijk wanneer zij hun zorgen en suggesties naar ouders
uitspreken en checken of ouders het hebben begrepen.
8. Aanbod: professionals geven gezinnen verschillende keuzes.
9. Voortgangsinformatie: professionals informeren gezinnen over de voortgang van hun kind,
goed en slecht.
10. Teamwork: professionals werken samen en vragen vrijwel altijd gezinnen om daarbij aan te
sluiten.
11. Overleggen: professionals moedigen gezinnen aan en helpen hen overleggen voor te zitten,
als ze daar behoeften aan hebben.
12. Thuisactiviteiten: professionals geven gezinnen de keuze of ze wel of niet dingen thuis willen
doen met hun kind.
13. Advocacy: professionals moedigen gezinnen aan om op te komen voor hun eigen belangen en
de belangen van hun kind, ook als dit in het nadeel van de instelling is.
14. Medezeggenschap: Gezinnen krijgen de mogelijkheid om deel te nemen aan de
medezeggenschap van de instelling.