lidwoorden

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

lidwoorden

Lesdoel 

Aan het eind van de les:

- ken je vijf Duitse lidwoorden

- ken je ezelsbruggetjes om te bepalen

welke lidwoord je moet gebruiken.

- weet je wat je moet doen als je geen

ezelsbruggetje kunt gebruiken.

Wat is een lidwoord?

- welke ken je in het Nederlands?

- welke zijn er in het Duits?

Wat is een zelfstandig naamwoord? 

- welke ken je in het Nederlands?

Duitse lidwoorden

de/het = der, die of das 

een = ein of eine

der/das ---- ein

die ----- eine  (geen= keine)

der Mann = ein Mann

die Frau = eine Frau

das Kind = ein Kind

die Kinder = keine Kinder

Hoe ver ben ik?

1. Ik snap alles.
2. Ik snap het een beetje.
3. Ik snap het niet.

Het lidwoord ' der ' gebruik je bij zelfstandige naamwoorden die ............ zijn.

1. vrouwelijk
2. onzijdig
3. meervoud
4. mannelijk

Het lidwoord ' die ' gebruik je voor zelfstandige naamwoorden die ....... zijn.

1. mannelijk
2. onzijdig
3. vrouwelijk
4. vrouwelijk en meervoud

Het lidwoord ' das ' gebruik je voorzelfstandig naamwoorden die ..... zijn.

1. mannelijk
2. onzijdig
3. meervoud
4. vrouwelijk

Hoe ver ben ik?

1. Ik snap alles.
2. Ik snap het een beetje.
3. Ik snap het niet.

.............Mutter?

1. die
2. das
3. der

Wat zet je voor: Eltern?

1. die
2. das
3. der

......... Onkel?

1. die
2. das
3. der

.............Haar

1. die
2. das
3. der

...........Kuh?

1. der
2. die
3. das

............ Schwester?

1. der
2. die
3. das

..............Kind?

1. der
2. die
3. das

............. Vater?

1. der
2. die
3. das

.............Brüder?

1. der
2. die
3. das

Hoe ver ben ik?

1. Ik snap alles.
2. Ik snap het een beetje.
3. Ik snap het niet.