6.2 Het klimaat in de bergen

timer
10:00
Pak je leesboek, schrift, etui en boeken
Lees de tekst op het blad
1 / 23
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

timer
10:00
Pak je leesboek, schrift, etui en boeken
Lees de tekst op het blad

Slide 1 - Slide

6.3

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les:
  • wat de kenmerken zijn van de vorm en het reliëf van Europa
  • hoe gebergten kunnen werken als klimaatscheiding
  • wat het verband is tussen het reliëf en de temperatuur: hoe hoger, hoe kouder
  • wat het verband is tussen het reliëf en de neerslag: stuwingsregen en regenschaduw
  • wat het verband is tussen aanlandige winden en het ontbreken van reliëf

Slide 3 - Slide

Door de Golfstroom en ........ is het in de winter warmer en in de zomer koeler in Europa
A
Aanlandige wind
B
Aflandige wind

Slide 4 - Quiz

A
B
C
Kenmerk
Altijd warm
Niet te warm, niet te koud
Altijd koud
Breedtegraad
tussen 23½⁰ N.B. en Z.B.
23½⁰ en 66 ½⁰ N.B. en Z.B.
vanaf 66 ½⁰ N.B. en Z.B.
Grens
Keerkringen
Subtropen
Poolcirkels
Gematigde zone
Poolstreken
Tropen

Slide 5 - Drag question

Wat warmt sneller op?
A
De zee
B
Het land

Slide 6 - Quiz

Wat koelt sneller af?
A
De zee
B
Het land

Slide 7 - Quiz

Herhaling van HF1:
Noem de vier reliëfvormen

Slide 8 - Open question

Hoger dan 1500 m
Tussen de 500 - 1500m
Tussen de 200-500m
Minder dan 200 m
Hooggebergte
Middelgebergte
Heuvelland
Laagland

Slide 9 - Drag question

timer
10:00
Pak je leesboek, schrift, etui en boeken
Lees in je leerboek blz. 90

Slide 10 - Slide

B110 Reliëf
Hoogteverschillen in het landschap = reliëf
Er zijn vier verschillende reliëfvormen:
  • hooggebergte: de meeste toppen zijn hoger dan 1.500 m.
  • middelgebergte: de meeste toppen zijn tussen de 500 en 1.500 m hoog.
  • heuvelland: de meeste toppen zijn tussen  de 200 en 500 m.
  • laagland: het is vrijwel overal lager dan  200 meter.

- laagvlakte: vlak gebied lager dan 500 m
 - hoogvlakte / plateau: vlak gebied boven de 500 m

Slide 11 - Slide

Reliëf en vorm van Europa
De Alpen zijn het hoogste gebergte van Europa: hooggebergte
Mont Blanc (4.808 m hoog) ->  eeuwige sneeuw, gletsjers, ijsvlakten, bergtoppen

Europa is een werelddeel vol reliëf, alle vier vormen.

Europa is een schiereiland van Eurazië: veel inhammen.
 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Reliëf en temperatuur
Scandinavisch Hoogland: invloed van reliëf op temperatuur goed zichtbaar.

De Noorse stad Bergen ligt op hoge breedte, maar nooit heel koud:  Golfstroom + aanlandige wind

Bergen: houden wind tegen + gletsjers

Slide 14 - Slide

Reliëf en temperatuur
Ten oosten van Bergen ligt de Noorse stad Lillehammer en Zweden:


In de winter:
  1. Gebergte houdt de relatief warme aanlandige wind tegen. 
  2. Ten oosten van het Scandinavisch Hoogland veel kouder. 
  3. Noorse havens ijsvrij, Zweedse havens niet
 
In de zomer
  1. Gebergte houdt de koele zeelucht tegen 
  2. Warmer in Zweden dan in Noorwegen
  3. Gebergte werkt als een klimaatscheiding

Ander verband reliëf en temperatuur: 1000 m stijging = 6 ⁰C kouder 

Slide 15 - Slide

Aan de slag:
Wat?
§6.2 Opdrachten 1, 3a, 4 en 5
Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Herhaling 
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof

Slide 16 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les:
  • wat de kenmerken zijn van de vorm en het reliëf van Europa
  • hoe gebergten kunnen werken als klimaatscheiding
  • wat het verband is tussen het reliëf en de temperatuur: hoe hoger, hoe kouder
  • wat het verband is tussen het reliëf en de neerslag: stuwingsregen en regenschaduw
  • wat het verband is tussen aanlandige winden en het ontbreken van reliëf

Slide 17 - Slide

timer
10:00
Pak je leesboek, schrift, etui en boeken
Lees in je leerboek blz. 91

Slide 18 - Slide

Nakijken opdracht 1
1a: Hoogteverschillen in het landschap
    Hoogvlakte

   Laagvlakte

Slide 19 - Slide

Nakijken opdracht 3a en 4
3a: Ze worden aan drie kanten omringd door zee
4a: De wintertemperaturen zijn aan de westkant van het Scandinavisch Hoogland hoger dan aan de oostkant
4b: Voor de kust is er een warme Golfstroom. Door de aanlandige wind warmt de westkust op.
4c: De zomertemperaturen zijn aan de westkant van het Scandinavisch Hoogland lager dan aan de oostkant
4d: Het land warmt sneller op. Het Scandinavisch Hoogland houdt de koele zeewind tegen. De oostkant is daardoor warmer. 

Slide 20 - Slide

Reliëf en neerslag
Het Scandinavisch Hoogland zorgt voor:
  •  stuwingsregens aan de loefzijde -> Bergen, kust, windkant
  •  droogte aan de lijzijde / de regenschaduw
    -> Lillehammer, landinwaarts, niet-windkant


Ook in het relatief vlakke Nederland ontstaat stuwingsneerslag door bv. Veluwe

Zonder bergen in het kustgebied:
- aanlandige winden brengen neerslag in het binnenland van Europa
 - wel geldt: hoe verder landinwaarts, hoe minder neerslag

Slide 21 - Slide

B58 Stuwingsregens
Neerslag die ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte = stuwingsregen
 
  • Loefzijde: vochtige lucht stijgt op, koelt af, brengt veel neerslag
  • Lijzijde / regenschaduw: lucht daalt, warmt op en het wordt droog

Warme lucht = stijgt op + neerslag
Koele lucht = daalt + droog

Slide 22 - Slide

Aan de slag:
Wat?
§6.2 Opdrachten 6, 7 en 10
        
Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Herhaling 
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof
timer
15:00

Slide 23 - Slide