Spreekwoorden met - schip of zee
1. Geen zee te hoog: niets is onmogelijk
2. Het schip ingaan: groot risico nemen, leidend tot verlies; verlies lijden, verliezen
3. Recht door zee zijn: eerlijk, direct zijn
4. Schoon schip maken: oude problemen uitpraten en opnieuw beginnen
5. Zien waar het schip strandt: gewoon beginnen en wel zien of het lukt
6. Zijn schepen achter zich verbranden: een beslissing nemen en niet meer terug kunnen
7. kwestie laten varen: ergens van afzien