2kgt 2.4 Schrijven en formuleren

2.4 Nieuwsbericht
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

2.4 Nieuwsbericht

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
In deze paragraaf leer je:
  • hoe je een nieuwsbericht schrijft;
  • hoe je kunt variëren in zinsbouw en woordkeuze.

Slide 2 - Slide

Iedereen leest weleens een nieuwsbericht. Waar vind je de nieuwsberichten die je leest?

Slide 3 - Mind map

Waaraan kun je zien dat dit een nieuwsbericht is?

Slide 4 - Slide

Mogelijke antwoorden
  • Het is een kort bericht.
  • De tekst gaat over één onderwerp.
  • De belangrijkste feiten staan in de (vetgedrukte) inleiding.
  • Er staan alleen feiten.

Slide 5 - Slide

NIEUWSBERICHT
Een nieuwsbericht geeft de lezer informatie over een speciale gebeurtenis.

Slide 6 - Slide

Regels voor het schrijven van een nieuwsbericht:
regel
uitleg of voorbeeld

Houd het bericht kort.


maximaal 25 regels

Schrijf over één onderwerp.


Heidebrand op de Veluwe

Slide 7 - Slide

Regels voor het schrijven van een nieuwsbericht:
regel
uitleg of voorbeeld

Geef antwoord op de 5W1H-vragen.

Wie?             de plaatselijke brandweer
Wat?             het blussen van de heidebrand
Waar?           op de Veluwe
Wanneer?     afgelopen weekend
Waarom?      om de Veluwe te redden
Hoe?             met veel materieel en veel mensen

Slide 8 - Slide

Regels voor het schrijven van een nieuwsbericht:
regel
uitleg of voorbeeld

Schrijf de belangrijkste feiten in de inleiding.


Afgelopen weekend heeft er een grote brand gewoed op de Veluwe. Gelukkig heeft de brandweer de brand snel onder controle gekregen.

Slide 9 - Slide

Regels voor het schrijven van een nieuwsbericht:
regel
uitleg of voorbeeld

Schrijf alleen feiten en dus niet je eigen mening.


Dus niet: Er waren te weinig brandweermannen om de brand te blussen (mening)

Maar: Er waren 35 brandweermannen om de brand te blussen. (feit)

Slide 10 - Slide

Juist of onjuist?

Maak het bericht zo lang mogelijk.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Juist of onjuist?

Je schrijft over één onderwerp.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Juist of onjuist?

In een nieuwsbericht staan meningen.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Opdrachten
Maak nu opdracht 4, 5 en 7a, c, d en e.
Bewaar je nieuwsbericht van opdracht 7e en neem die maandag mee naar school.

Slide 14 - Slide

Opdrachten bespreken
We kijken even naar de opdrachten die jullie hebben gemaakt.

Slide 15 - Slide

Opdracht 8
We lezen samen tekst 4 en beantwoorden de vragen.

Slide 16 - Slide

Variëren in woordkeuze en zinsbouw
Breng variatie aan in de zinnen die je schrijft en in je woordkeuze. Je tekst wordt anders saai.
Herhaal niet, maar gebruik verwijswoorden.
Gebruik synoniemen en omschrijvingen.

Slide 17 - Slide

Variëren in woordkeuze en zinsbouw
Je kunt ook variatie aanbrengen in de zinsbouw. Dat is de woordvolgorde in een zin. Wissel bijvoorbeeld de volgorde van onderwerp en persoonsvorm af.
Dus niet: Ik heb vanavond basketbaltraining. Ik haal eerst Mehmet op voordat ik naar de training fiets. Ik fiets na de training met Mehmet mee naar huis.

Maar: Vanavond heb ik basketbaltraining.  Ik haal eerst Mehmet op voordat ik naar de training fiets. Na de training fiets ik met Mehmet mee naar huis.

Slide 18 - Slide

Opdracht
We maken samen opdracht 9

Slide 19 - Slide

Schrijftaak (p. 131)
Stap 1: denken
Stap 2: informatie verzamelen
Stap 3: schrijven

Slide 20 - Slide