Grote geschiedenisquiz (blok 1)

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 5

Grote geschiedenisquiz (blok 1)

Test je kennis

Oefen met kenmerkend aspecten

Formuleer het perfecte antwoord

Wat zijn de twee juiste gevolgen van de landbouwrevolutie?

1. Mensen gingen een nomadisch bestaan leiden
2. Mensen gingen op een vaste plaatsen wonen.
3. Mensen wonen dichter op dieren; zo ontstonden nieuwe ziektes
4. Mensen stopten compleet met jagen.

Een vereiste voor het ontstaan van een agrarisch-urbane samenleving is

1. er moeten architecten zijn.
2. Het drieslagstelsel moet uitgevonden zijn
3. Er moet een landbouwoverschot zijn
4. Er moet in dat gebied graan zijn

Op welke twee tijdvakken is de vorige vraag (het meest) van toepassing?

1. prehistorie
2. oudheid
3. vroege middeleeuwen
4. late middeleeuwen

Een vereiste voor het voortbestaan van een agrarisch-urbane samenleving is

1. dat er goede bestuurders zijn
2. dat er handel is
3. dat er een landbouwoverschot is
4. dat er ambachtslieden zijn

Stel je krijgt een plaatje over een Romeins badhuis dat opgegraven is in Giesbeek. Welk(e) KA past/passen daar dan bij ?

1. De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken
2. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur
3. De groei van het Romeinse imperium
4. De ontwikkeling van het Jodendom en Christendom

In de vroege middeleeuwen spreken we van een

1. Een agrarisch urbane cultuur
2. Een agrarische cultuur
3. Een Industriële cultuur
4. Een stedelijke cultuur

Het feodalisme ontstaat omdat (kies het beste antwoord)

1. het onveilig is in de vroege middeleeuwen
2. er geen centraal gezag meer is omdat er geen sterke keizers meer zijn
3. de koning leenmannen nodig heeft als ridders om zijn oorlogen te voeren
4. door (nagenoeg) verdwijnen van een geldeconomie en infrastructuur een centraal bestuur onmogelijk is

Noem de drie standen die in de middeleeuwen onstaan

1. Horigheid - Adel - Geestelijkheid
2. Geestelijkheid - Adel - Burgerij
3. Burgerij - Ambtenarij - Adel
4. Horige boeren - Vrije boeren - Landheer

Bij welk KA hoort deze bron?

Bij welk kenmerkend aspect en welk tijdvak hoort deze bron?

De Wetenschappelijke Revolutie was

1. Een tijd waarin vrouwen meer wetenschap gingen beoefenen.
2. Een tijd waarin wetenschap binnen 10 jaar heel erg veranderde.
3. Een tijd waarin wetenschap veranderde.
4. Een tijd waarin smartphones belangrijk werden.

De staatskundige bijzondere plaats van de Republiek is

1. Dat de Republiek gecentraliseerd is.
2. Dat de Republiek centraal aan de Noordzee ligt.
3. Dat de Republiek een democratie is.
4. Dat de Republiek geen koning heeft.

Koning Lodewijk had absolute macht.
Wat betekent absolute macht?

1. Hij kon bijna alles zelf bepalen, zolang iedereen voor was.
2. Hij kon alles zelf bepalen, zijn wil was wet.
3. Hij kon niks zelf bepalen, de edelen hadden de macht.
4. Hij kon alleen regels maken als de hoge edelen het ermee eens waren

Ten tweede: Wat wordt er verstaan onder de culturele bloei van de Republiek?

1. Er werden meer kerken gebouwd
2. Burgers lieten veel schilderijen en andere kunst maken
3. Er werd enorm veel geld verdiend met specerijenhandel
4. Er was veel immigratie naar de Republiek

De wetenschappelijke revolutie

1. Tijdvak 5
2. Tijdvak 6

De Wetenschappelijke Revolutie was in de:

1. 15e eeuw
2. 16e eeuw
3. 17e eeuw
4. 18e eeuw

Wat is handelskapitalisme?

1. Het recht om als enige handel te mogen drijven met een bepaald gebied.
2. Een economie die zich over de hele wereld uitstrekt, doordat producten uit landen van de hele wereld verhandeld worden.
3. Een vorm van economie waarin kooplui zo veel mogelijk winst proberen te maken met de handel

Hoe formuleer je het perfecte antwoord?

Verklaar met een kenmerkend aspect van de vroege middeleeuwen dat grote pestepidemieën in die periode bijna niet voorkwamen in West-Europa.

Bij welk kenmerkend aspect past deze bron?

Bij welk kenmerkend aspect past deze bron?

Handige aanpak: combineer steeds ppt's+aant. met bijbehorende stof uit het boek

• overhoor (jezelf) per tijdvak op kenmerkende aspecten, noteer welke je niet goed kent, bestudeer die (blz.54-73) of kijk filmpjes (bovenaan in moodle)
• oefen met examentraining opgaven oriëntatiekennis
• Leer Historische context Steden&burgers, planner week 50 t/m week 2 (ppt's filmpjes en boek).
• overhoor jezelf met opgaven uit de planner
• Leer Historische context Verlichting, planner week 3 t/m 5 (zelfde manier)
• Leer Reader VS, planner week 6 en 7 (zelfde manier)
• herhaal overhoring overzichtskennis