1.2.11. AFP

Anatomie, Fysiologie en Pathologie 


Les 11
Leerjaar 1
Periode 2
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Anatomie Fysiologie PathologieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Anatomie, Fysiologie en Pathologie 


Les 11
Leerjaar 1
Periode 2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesindeling
  1. Welkom + Rapid 
  2. Vorige les
  3. Theorie hypertensie
  4.  Opdracht medicatie hypertensie
  5. Afsluiten en huiswerk (5 min.)

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vorige les(sen)


Wat weet je nog van de vorige lessen?
De volgende dia's bevatten diverse quizvragen rondom de stof tot nu toe.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat wordt er aangegeven met nummer 4?
A
Vena cava superior
B
Vena cava inferior
C
Aorta
D
Arteria pulmonalis

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Waar ligt de sinusknoop?
A
In de rechter kamer
B
In de rechter boezem
C
In de linker kamer
D
In de linker boezem

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat wordt er aangegeven met nummer 9?
A
Linker kamer
B
Rechter kamer
C
Linker boezem
D
Rechter boezem

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Slagaderen bevatten bijna altijd
A
Zuurstofarm bloed
B
Zuurstofrijk bloed
C
Afvalstoffen
D
Kleppen

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Na de sinusknoop gaat de prikkel van het hart naar de...
A
Bundel van His
B
Aorta
C
AV-knoop
D
Purkinjevezels

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Vene
Arterie
Dunne wand
Afvalstoffen
Dikke elastische wand
Kleppen
Zuurstofarm bloed
Geen kleppen
Zuurstofrijk bloed

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

De hoeveelheid bloed die het hart per minuut in de aorta pompt, noemen we...
A
De hartfrequentie
B
De bloeddruk
C
Het slagvolume
D
Het hartminuutvolume

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

De Latijnse term voor longader is
A
Vena cava superior
B
Arteria pulmonalis
C
Vena cava inferior
D
Vena pulmonalis

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat wordt er aangegeven met nummer 7?
A
De mitralisklep
B
De tricuspidalisklep
C
De aortaklep
D
De pulmonaalklep

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

De binnenste laag van het hart noemen we
A
Het pericard
B
Het epicard
C
Het myocard
D
Het endocard

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Slide 14 - Video

Korte herhaling van bouw en werking van het hart
Vorige les
Hoe ontstaat atherosclerose?
Welke risicofactoren spelen een rol bij slagaderverkalking?
Wat zijn de gevolgen van atherosclerose?
Wat kun je doen om slagaderverkalking te voorkomen?

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Bloedsomloop en Bloeddruk
Bloedsomloop: Circulatie
  • Systole: hart pompt bloed in aorta (hart trekt samen)
  • Diastole: nieuw bloed stroomt in hart (hart ontspant)

Bloeddruk: Combinatie van systole en diastole
  • Systole: bovendruk
  • Diastole: onderdruk

Slide 16 - Slide

Bloeddruk is de kracht waarmee het hart het bloed in de vaten pompt
Bloeddruk
'Normale' bloeddruk (tensie): 120/80 (120 over 80)
  • Systole: 120
  • Diastole: 80

Hoge bloeddruk (hypertensie): > 140/90 (140 over 90)
  • Systole: hoger dan 140
  • Diastole: hoger dan 90

Slide 17 - Slide

Normale bloeddruk is relatief: de bloeddruk verandert gedurende de dag en met de activiteiten die je doet
Hypertensie
Hypertensie: Te hoge bloeddruk
  • 1 op de 4 Nederlanders
  • Risicofactor hart- en vaatziekten (zelf geen ziekte)

Langdurige hoge bloeddruk kan de wanden van slagaderen beschadigen. Wat gebeurde er dan ook alweer?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Soorten hypertensie
Essentiële hypertensie:
  • Meest voorkomende vorm (90-95%)
  • Geen duidelijke oorzaak bekend (erfelijk)

Secundaire hypertensie: 
  • Oorzaak bekend: meestal onderliggende aandoening
  • Eten van drop/zoethout, of nierproblemen

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Behandeling
Hypertensie wordt vaak pas in een laat stadium opgemerkt:
  • Geeft in een vroeg stadium geen klachten

Adviezen:
  • Let op voeding  
  • Stop met roken, verminder stress
  • Beweeg voldoende en val eventueel af (BMI)
  • Gebruik zo nodig medicatie

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Vanaf welke waarden (in getallen uitgedrukt) spreken we van hypertensie? 

Slide 21 - Slide

Hoge bloeddruk (hypertensie): > 140/90 (140 over 90)
Systole: hoger dan 140
Diastole: hoger dan 90
Stelling 1: Bij secundaire hypertensie is de oorzaak duidelijk en bij essentiële niet.
Stelling 2: Hypertensie is een gevaarlijke ziekte.
A
stelling 1 en 2 zijn juist
B
stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
C
stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist
D
stelling 1 en 2 zijn onjuist

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Medicijnen Hypertensie
Diuretica/plastabletten: 
  • Zorgt voor vermindering van bloedvolume
  • Bijwerking: orthostatische hypotensie


Bètablokkers: Bij angina pectoris, hypertensie en hartritmestoornissen
  • Verlagen hartfrequentie en weerstand van bloedvaten
  • Bijwerkingen: koude handen/voeten, orthostatische hypotensie, moeheid

Slide 23 - Slide

Studenten hoeven alleen nu nog de groepen te leren zie H.7.5 Geneesmiddelenkennis. Bijbehorende middelen volgt in deel 2. 
Medicijnen Hypertensie (2)
Calciumantagonisten: 
  • Minder samentrekking hart- en bloedvatspiercellen
  • Minder sterke samentrekking hart en lagere bloeddruk
  • Bijwerkingen: hoofdpijn, oedeem, rood gezicht, orthost. hypotensie

ACE-remmers: 
  • Werkt via de nieren: minder bloedvolume en meer verwijding bloedvaten
  • Bijwerking: prikkelhoest

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Maak de opdracht Medicatie hypertensie (Zie Cumlaude week 49)

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Lezen: Eigen spreekuur blz. 38-56 (2.9.4 en 2.15 hoeven niet!)
Leren: Eigen spreekuur blz. 29-37
Begin alvast aan een samenvatting en begin alvast met leren!
boek: eigen spreekuur en chronisch zieken mee!
Expert collega: zorg dat je nu in ieder geval 2/3 modules af hebt!

Slide 26 - Slide

This item has no instructions