algemene spelling

Algemene spelling
Trema
Apostrof
Koppelteken
Afkortingen 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Algemene spelling
Trema
Apostrof
Koppelteken
Afkortingen 

Slide 1 - Slide

Trema
Je gebruikt een trema zodat je geen verkeerde uitspraak krijgt.
     Wel: kopiëren, beëindigen, Azië, ideeën
     Niet: gekopieerd, video, buiig

Leenwoorden: fröbelen, conciërge

Let op: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: radio-interview, mee-eten, opera-achtig, cd-speler.

Slide 2 - Slide

apostrof 

Slide 3 - Slide

 koppelteken 
1.Als klinkers  botsen en je daardoor het woord verkeerd uitspreekt zoals
auto-ongeluk of mini-jurk 
2. Als in het samengestelde woord cijfers voorkomen zoals
80-jarige of 24-urig 
3. Als In het samengestelde woord een afkorting voorkomt zoals
cd-rom, usb-stick of  kleuren-tv
4. Als in het samengestelde woord een aardrijkskundige naam voorkomt zoals
(Centraal-Afrika of Noord-Holland)

Slide 4 - Slide

Spelling H4
Leerdoelen van deze les: 
  • Ik weet hoe ik afkortingen, letterwoorden, initiaalwoorden, verkortingen en symbolen moet schrijven.
  • Ik weet hoe ik werkwoordsvormen moet schrijven die hetzelfde klinken. 

Slide 5 - Slide


Wat betekent de afkorting 'havo'?

Slide 6 - Open question


Wat betekent de afkorting 'vip'?

Slide 7 - Open question


Wat betekent de afkorting 'd.w.z.'?

Slide 8 - Open question


Wat betekent de afkorting 'n.a.v.'?

Slide 9 - Open question

Waar staat wc voor?

Slide 10 - Open question

Spelling  - afkortingen en symbolen
Afkortingen kunnen kort en precies verwijzen naar een bepaald woord, naam of term. 

We gebruiken afkortingen om zinnen of woorden korter te maken of om snel duidelijk te maken wat je bedoelt. Toch begrijpt niet iedereen alle afkortingen. 

Je kunt op vijf manieren een woord of woordgroep korter schrijven. We gaan deze manieren één voor één bij langs. 
  • afkorting
  • letterwoord
  • initiaalwoord
  • verkorting
  • symbool

Slide 11 - Slide

Spelling  - afkortingen en symbolen
Afkorting
Een woord(groep) wordt met een beperkt aantal letters weergegeven. Een afkorting spreek je uit als het oorspronkelijke woord en schrijf je met een of meer punten. Je gebruikt een hoofdletter als die ook in het oorspronkelijk  woord voorkomt. 
      VB: e.d. (en dergelijke) of Z.M. (Zijne Majesteit)

Letterwoord 
bestaat uit de eerste letters van een naam of woordgroep. Je spreekt het uit als een woord en schrijft het zonder punten. Je gebruikt een hoofdletter als deze ook in het afgekorte woord voorkomt.
      VB: pin (persoonlijk identificatienummer) of Wajong (Wet                  arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten)



Slide 12 - Slide

Spelling  - afkortingen en symbolen
Initiaalwoord 
wordt op dezelfde manier gevormd als een letterwoord, maar je spreekt het uit als losse letters.
      VB: btw (belasting over toegevoegde waarde) of NS (Nederlandse Spoorwegen) 

Verkorting
is opgebouwd uit een of meer lettergrepen. Je spreekt een verkorting uit als woord. 
      VB: airco (airconditioning) of wifi (wireless fidelity)


Slide 13 - Slide

Spelling - afkortingen en symbolen
Symbool
is een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta. Je spreekt het uit als het woord waar het voor staat. De schrijfwijze is nationaal of internationaal afgesproken, net als het gebruik van hoofdletters en kleine letters. Een symbool schrijf je zonder punt. 
      VB: V (volt), ml (milliliter), GB (gigabyte)

Slide 14 - Slide