3 H A Theme 3 Relative clauses (who, which, that, whose)

Welcome!

1 / 15
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Welcome!

Slide 1 - Slide

WHAT????


A relative clause? ? ?

Slide 2 - Slide

What is a relative clause?
A
Het is een bekende van je
B
Dat hangt er van af, alles is relatief
C
Het is een bijzin

Slide 3 - Quiz

what is a relative clause?



My brother, who is 24 years old, still lives at home

Slide 4 - Slide




Mijn moeder, die alle dagen van de week werkt, is altijd moe
A relative clause is een bijzin

Slide 5 - Slide


The thief who robbed an old lady was sent to jail.


Functie: Een betrekkelijke bijzin geeft extra informatie over iets of iemand.



Slide 6 - Slide

How to use it??
  • who      - als je wilt verwijzen naar personen
  • which  - als je verwijst naar dieren en dingen
  • that      - als je verwijst naar personen, dieren, dingen
  • whose - als je verwijst naar bezit van personen


Als er een komma voor who / which staat, kun je het niet vervangen door that

Slide 7 - Slide

We had spaghetti .... is my favourite meal, for dinner last night.
A
whom
B
whose
C
which
D
who

Slide 8 - Quiz

welke 2 woorden horen bij personen?
A
who and that
B
who and which
C
which and whom
D
whose and who

Slide 9 - Quiz

The boy ………... cat just died will stay at home today.
A
whom
B
which
C
whose
D
that

Slide 10 - Quiz

Wanneer kun je een betrekkelijk voornaamwoord weglaten uit de zin?
A
Alleen bij zinnen waar het niet tussen komma's staat
B
Dit kan alleen bij who, which, that
C
Niet
D
Altijd

Slide 11 - Quiz

This is the woman .......
asked Tim for money yesterday.
A
who
B
which

Slide 12 - Quiz

Do you like the dog .....
is under the table?
A
Who
B
Which

Slide 13 - Quiz

This is the action film ...... I like so much!
A
Who
B
Which
C
That

Slide 14 - Quiz

Work till the end of this hour, please
timer
5:00

Slide 15 - Slide