medicatie Hart en vaatziekten

medicatie
Hart en bloedvaten medicatie
1 / 23
next
Slide 1: Slide
VerzorgendeMBOStudiejaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

medicatie
Hart en bloedvaten medicatie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Medicatie bij ouderen werkt hetzelfde als bij de gemiddelde volwassenen

A
Niet waar
B
Waar

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Welke medicijnen het meest door ouderen worden geslikt
  • Antitrombotica 54% 😉
  • Bètablokkers 46%😉
  • Cholesterolverlagers 44% 😉
  • Maagzuurremmers 42%
  • ACE-remmers 29% 😉
  • NSAID’s 27% 
  • Corticosteroïden 21% 
  • Laxantia 20%
Hypnotica en sedativa 20%

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Werking van medicatie bij ouderen is anders door
A
Ouderen hebben meer vetweefsel ( slecht doorbloede organen ) => geneesmiddelen langzamer werken
B
Verminderde werking van de nieren waardoor medicatie sneller het lichaam uit is
C
Toename lichaamsvocht waardoor geneesmiddelen die goed oplossen in water sterker werken
D
Hersenen worden minder gevoelig voor werking van bepaalde medicijnen => meer bijwerkingen

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Waarom antistolling en geen bloedverdunners?
timer
1:00

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Antistollingsmedicijnen zijn medicijnen die de stolling van het bloed verminderen of vertragen. Ze worden ook wel bloedverdunners genoemd. Dit is eigenlijk niet de juiste naam. Het bloed wordt niet dunner, het stolt alleen minder snel.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

timer
1:00
Welke geneesmiddelen die de stolling beïnvloeden ken je?

Slide 7 - Mind map

This item has no instructions

Waar let je op als iemand bloedverdunners gebruikt?
A
Dat mensen goed blijven bewegen
B
Hoeveel mensen drinken
C
Hoeveel mensen plassen
D
Bloedneus en blauwe plekken

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Bloeddruk
Risico's
Hoge bloeddruk geeft verhoogde kans op hart en vaatziekten, nierschade en schade aan ogen.
Hoge bloeddruk
Een bovendruk hoger dan 140 en een onderdruk hoger dan 90 word hoge bloeddruk genoemd.
Bij ouderen mag deze iets hoger zijn 
Wat is dat?
De bovendruk (systolische druk) is de druk die gemeten word wanneer het hart zich inspant en bloed in de slagaders pompt
De onderdruk (diastolische druk) is de druk die gemeten word als het hart zich ontspant
Medicatie
ACE-Remmers (verminderderd vaatvernauwing)zoals: Coversyl, Capoten, Renitec. Bijwerkingen: duizeligheid, prikkelhoest en jeuk
Bètablokkers (vertraagd de hartslag) zoals: Metoprolol, selokeen, atenolol.
Bijwerkingen: vernauwing luchtwegen, koude handen en voeten, lage polsslag
Diuretica (plastabletten) zoals: hydrochloorthiazide en furosemide

Slide 9 - Slide

Bloeddrukverlagende middelen hebben een gunstig effect op de doorbloeding, hartritmestoornissen en hoge bloeddruk. Deze medicijnen vertragen de hartslag zodat het hart rustiger pompt. Ze verwijden ook de bloedvaten. Hierdoor daalt de bloeddruk en is er minder kans op een beroerte. Bloeddrukverlagende middelen schrijven we vaak in combinatie met andere medicijnen voor, zoals plastabletten. Bepaalde bloeddrukverlagende medicijnen beïnvloeden namelijk ook de uitscheiding van natrium (zout) in de urine. 

Medicijnen tegen hoge  bloeddruk, zoals bètablokkers, kunnen duizeligheid,  sufheid of een licht gevoel in het hoofd veroorzaken. 
Vaak gaan deze verschijnselen over als het lichaam gewend is aan de lagere bloeddruk. 


Let op als bewoner net een nieuw middel gebruikt of een hogere dosis dan hij gewend is.
Voorbeeld: metoprolol. 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Bloeddrukverlagende middelen en pijnstillers
Bepaalde pijnstillers kunnen de werking van bloeddrukverlagende medicijnen bij hoge bloeddruk en hartfalen verminderen. Let op; klachten  van meer vermoeidheid, benauwdheid of dikke enkels. Goed registreren en contact opnemen met arts



Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Bloeddrukverlagende middelen en diabetes
Het gebruik van bloeddrukverlagende medicijnen en  glucoseverlagende middelen zou kunnen ervoor kunnen zorgen dat de symptomen van een hypo niet duidelijk herkenbaar zijn. Dit komt doordat bloeddrukverlagende middelen waarschuwende signalen zoals trillen en hartkloppingen onderdrukken. Let daarom op andere verschijnselen die wijzen op een hypo zoals zweten, wazig zien en hongergevoel.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

welke soorten medicatie wordt gebruikt bij hart en bloedvaten aandoeningen
A
betablokkers & ace remmers
B
NSAIDS
C
laxantia
D
diuretica

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Betablokkers
A
verbeteren de doorstroming van de vaten
B
verbeteren de hartkracht en verlagen de bloeddruk/tensie
C
verlagen de bloeddruk/ tensie
D
verhogen de bloeddruk/ tensie

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Plastabletten
Plasstoornissen
Treedt vaak op op oudere leeftijd.
Bijvoorbeeld het niet op kunnen houden van urine, overactieve blaas of verslapte spieren.
Medicatie hiervoor is bijvoorbeeld: Vesicare en oxybutanine
Mannen krijgen vaak last van prostaat die vergroot is en kunnen daardoor ook plasstoornissen krijgen.
Medicatie die gegeven word is Omnic, proscar en avodart
Tijdstip
Geef medicatie zoals plastabletten in de ochtenduren.
In de avonduren kan het de nachtrust negatief beïnvloeden doordat mensen in de nacht naar het toilet moeten
Diuretica
Ook wel diuretica genoemd. Deze tabletten voeren overtollig vocht af door zoutuitscheiding.
Voorbeelden: Lasix, furosemide, hydrochloorthiazide
Bijwerkingen: uitdroging, verminderde nierfunctie, spierkrampen, duizeligheid en droge mond

Slide 15 - Slide

Artsen schrijven plasmiddelen onder andere voor bij:
hoge bloeddruk
hartfalen
diabetes

Bijwerkingen plasmiddelen
De bijwerkingen van plaspillen komen vaak door een kaliumtekort. Dat zorgt voor klachten zoals:
spierpijn of -zwakte in de bovenbenen en armen
ernstige vermoeidheid
hartkloppingen
heftige buikklachten


Wat kan een bijwerking zijn van plastabletten?
A
uitdroging
B
trombose
C
obstipatie
D
oorsuizen

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Welk moment van de dag geef je de klant plastabletten?
A
In de ochtend
B
Maakt niet uit
C
In de avond
D
Alleen bij klachten

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Medicijnen bij hartritmestoornissen
Het hart is een spier die samentrekt door een elektrisch signaal. De hartspiercellen geven dit signaal aan elkaar door als een soort dominostenen. Medicijnen bij ritmestoornissen vertragen het verspreiden van dit signaal over het hart. Of ze maken de hartspiercellen minder gevoelig voor de prikkel. Zo onderdrukken ze de ritmestoornissen en voorkomen ze dat de hartslag te hoog oploopt

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn symptomen
van hartkramp?

Slide 19 - Mind map

This item has no instructions

Cholesterol
Hypercholesterolemie
Een te hoog cholesterol: hierdoor kan er aderverkalking optreden, hierdoor bestaat een hoger risico op hart en vaatziekten

Tijdstip
Inname gebeurt vaak 's avonds in verband met bijwerkingen
Bijwerkingen: spierpijn, maagdarmklachten en jeuk
Medicatie: lipitor, zocor, crestor

Slide 20 - Slide

Effect statines
Ze verlagen van het cholesterolgehalte met 25 tot 45%
Ze vertragen het proces van slagaderverkalking
Ze hebben een gunstig effect op de binnenwand van de slagaders

Veel mensen gebruiken statines. Het medicijn wordt meestal goed verdragen
Mogelijke bijwerkingen zijn:
maag- en darmklachten
vermoeidheid
hoofdpijn
duizeligheid
milde spierklachten
Zeer zelden komen er ernstige spierklachten voor. De klachten zijn hevige spierpijn, krachtverlies, koorts en misselijkheid en braken. Neem bij onverwachte en onverklaarbare hevige spierpijn meteen contact op met de arts. De meeste klachten treden vooral in het begin van de behandeling op.
Welk moment van de dag geef je de klant cholesterol verlagende tabletten?
A
In de ochtend
B
In de avond
C
Maakt niet uit
D
Alleen bij klachten

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Een verzorgende hoeft alleen maar medicatie aan de juiste patiënt op de juiste wijze toe te dienen, maar niet wat de bijwerkingen en zo zijn.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions