Globalisering 2

Inhoud presentatie 2: 
… naar globalisering (B209, B221-227)
  • Ontwikkelde landen <> ontwikkelingslanden
  • Groeiers en achterblijvers
  • Global shift
  • Internationale arbeidsverdeling
  • Centrum <>periferie
  • NIC’s

1 / 20
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Inhoud presentatie 2: 
… naar globalisering (B209, B221-227)
  • Ontwikkelde landen <> ontwikkelingslanden
  • Groeiers en achterblijvers
  • Global shift
  • Internationale arbeidsverdeling
  • Centrum <>periferie
  • NIC’s

Slide 1 - Slide

Wat is het:
Doorgaande proces van internationale uitwisseling van mensen, goederen, arbeid, geld en informatie
Andere namen / zelfde betekenis
Internationalisering
Mondialisering
=> dimensies: cultuur, economie en politiek

Slide 2 - Slide

Er zijn veel buitenlandse winkels te vinden in een winkelstraat. Dit is een voorbeeld van:
A
Economische Globalisering
B
Culturele globalisering
C
Politieke globalisering
D
fysische globalisering

Slide 3 - Quiz

Vroeger: tweedeling in de wereld: ontwikkelde landen in het ‘noorden’ en ontwikkelingslanden in het ‘zuiden’.

Nu: rijke landen in het ‘zuiden’
én opkomende landen of groeilanden: snelle economische groei >
BRIC(s) (GB55 262D) (NIC-MINT-MOE)
én Achterblijvers (GB262C)

Slide 4 - Slide

BRICS landen
NIC
MINT

Slide 5 - Slide

Dus in volgorde van opkomst
1= Japan
2= NIC - Zuid Korea, Taiwan, Singapore, Hong Kong (ook wel Tijgerlanden)
3= BRIC(s)= Brazilië, Rusland, India, China (Zuid Afrika)
4= MINT = Mexico, Indonesië, Nigeria, Turkije
5= MOE = Midden en Oost-Europese landen (bijv. Bulgarije, Tsjechië, Polen, Hongarije)

Achterblijvers: Myanmar, Vietnam, Laos, Midden-Afrikaanse landen

Slide 6 - Slide

Welk van de volgende landen kan worden getypeerd als een NIC
A
de VS
B
Zuid-Korea
C
Mexico
D
Kenia

Slide 7 - Quiz

5-10% economische groei per jaar = vooral FDI en mogelijk door vrije markt economie (GB270C)

      BNP per inwoner nog 
relatief laag (GB55 259A)
Grote sociale en regionale ongelijkheid (B226)

Slide 8 - Slide

Ongelijkheid (B226)
Sociale ongelijkheid= verschillen in welvaart en dus ontwikkelingskansen (GB55 225 F/G)
Regionale ongelijkheid = verschillen in welvaart tussen verschillende gebieden in hetzelfde land

Slide 9 - Slide

Ongewenste verschillen in inkomen en ontwikkelingskansen tussen groepen mensen noem je ...
A
sociale ongelijkheid
B
regionale ongelijkheid

Slide 10 - Quiz

Wat is af te lezen van de bron?
A
sociale ongelijkheid
B
levensverwachting
C
handelsbalans
D
regionale ongelijkheid

Slide 11 - Quiz

FDI in India

Slide 12 - Slide

India als opkomend land
Onafhankelijkheid in 1947: vanaf toen- economische ontwikkeling met nadruk op rol van de staat >  dmv importsubstitutie en industrialisatie (weinig contact met buitenwereld).
Wel groei (3,4% gemiddeld) maar niet voldoende voor groeiende bevolking.

Na 1991 koerswijziging: markteconomie, export gericht op buitenland. ICT als aanjager van de groei > outsourcing!
Outsourcing: buitenlandse bedrijven besteden hun ICT werk uit aan India.(Slumdog te zien)
GB 55 kaart 156 =
regionale ongelijkheid = 156B Migratie , 156C Onderwijs, 156D Slums, 156E BRP
GB55 kaart 157 - locatie industrie, 157C SEZ, 157 D investeringen (FDI)

Slide 13 - Slide

Op welke manier zorgt globalisering voor regionale ongelijkheid in India?
A
Niet iedereen kan Nike schoenen kopen
B
In India is de koe heilig dus ze kunnen niet naar de Mc. Donalds
C
MNO's vestigen alleen in steden, daardoor kloof met platteland
D
FDI wordt alleen voor machines gebruikt, boeren werken nog met de hand

Slide 14 - Quiz

Importsubstitutie wil zeggen
A
dat een land producten gaat importeren
B
dat een land producten gaat exporteren
C
dat een land niet meer gaat importeren (maar zelf maken)
D
dat een land niet meer wil exporteren

Slide 15 - Quiz

Global shift (B223) Economische zwaartepunt verschuift! Van Europa naar de VS naar de Pacific Rim 
(GB55 270 B en D)
EU, VS en Japan lang de grootste economische en politieke machten.

Door Global Shift steeds meer verschuiving naar ASEAN

Slide 16 - Slide

Een nadeel van importsubstitutie is
A
producten zijn moeilijk verkrijgbaar
B
producten gaan vooral naar het buitenland
C
producten zijn duur en van slechte kwaliteit

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Wat is de grootste oorzaak van Global Shift?
A
Opdeling productieketen
B
Goedkoper transport
C
Lage lonen
D
Verdwijnende handelsgrenzen

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide