U2 periode 3 brief schrijven ser, estar en hay voor thuis 932021

Lesdoel: het gebruik kennen van de 3 soorten zijn in het Spaans.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpaansWOStudiejaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lesdoel: het gebruik kennen van de 3 soorten zijn in het Spaans.

Slide 1 - Slide

Hoy en clase
La clase anterior
La preparación para la clase de hoy
 3 werkwoorden Spaans met betekenis zijn
La preparación para la siguiente clase
La evaluación
Escribir párrafo III o IV

Slide 2 - Slide

La clase anterior
Habla con tu compañero de clase sobre la clase anterior en holandés y contesta a estas preguntas:
1. Welke twee alinea's heb je al geschreven?
2. Over welk onderwerp hebben we een in filmpje gekeken?
3. Waar gaat het de derde alinea over?
4. Wat is het verschil en betekenis van hay en ser?
timer
2:00

Slide 3 - Slide

Welk werkwoord moet je schrijven in de zin: In mijn kamer staat een stoel.
A
hay
B
es

Slide 4 - Quiz

Welk werkwoord moet je schrijven in de zin: De stoel in mijn kamer is wit.
A
hay
B
es

Slide 5 - Quiz

Welk werkwoord moet je schrijven in de zin: in mijn kamer ligt veel kleding.
A
hay
B
es

Slide 6 - Quiz

Welk werkwoord moet je schrijven in de zin: Mijn kamer is erg klein.
A
hay
B
es

Slide 7 - Quiz

Welke zin heeft een fout?
A
El lunes me despierto a las ocho.
B
En mi habitación hay una cama.
C
Tengo los ojos azules y el pelo rubio

Slide 8 - Quiz

Stuur 2 zinnen uit je derde alinea.
1 zin met een vervoeging van ser en 1 met hay.
timer
2:00

Slide 9 - Open question

Ser, hay y estar
La casa es grande.
En la casa hay 2 dormitorios.
La casa está en Ámsterdam.

1. Wat is de overeenkomst tussen de werkwoorden van deze 3 zinnen?
2. Wat is het verschil? Overleg met je klasgenoot.
timer
2:00

Slide 10 - Slide

Ser, hay y estar
ser = zijn (eigenschap)
hay = er is, er zijn,
estar = zijn, zich bevinden, liggen

Slide 11 - Slide

  1. aprender vocabulario casa esp-hol, hol-esp (jouw aantekeningen)
  2. aprender forma de la carta
  3. aprender verbos irregulares y regulares (uitgangen en de betekenissen)
  4. aprender lista frases personales esp-hol, hol-esp
  5. aprender lista del físico esp-hol, hol-esp
  6. aprender lista la routina diaria esp-hol, hol-esp
  7. aprender vervoegingen en gebruik van ser/estar/hay

Slide 12 - Slide

Ik weet wat estar betekent.
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Ik weet nu het verschil tussen ser, estar en hay.
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Escribe tu párrafo IV
Legt uit of je slaapkamer klein of groot is.
Wat er allemaal staat in je slaapkamer.
Beschrijf je bed en bureau.
Vertel waar je bed staat en nog iets anders uit je kamer.
Vertel wat je graag op je kamer doet.
GEBRUIK WOORDEN DIE JE KENT EN SIMPELE ZINNEN!

Slide 15 - Slide