Grammatica boekje

Deze les
- stillezen (of afmaken opdracht 2 Lezen blok 5)
- herhaling BIJWOORD
- uitleg voegwoord
- zoek en vind (fotopdracht)

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quiz, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Deze les
- stillezen (of afmaken opdracht 2 Lezen blok 5)
- herhaling BIJWOORD
- uitleg voegwoord
- zoek en vind (fotopdracht)

Slide 1 - Slide

Stillezen
timer
15:00
timer
3:00

Slide 2 - Slide

Het bijwoord
1. geven een plaats aan: hier, er, daar, rechts, ergens, nergens
2. geven een tijd aan: nu, soms, plotseling, 's morgens, gauw, vanavond, daarna
3. zijn woorden als: wel, toch, ook, nog, immers, niet, misschien
4. zijn vraagwoorden als: waar, wanneer, waarom, waardoor, waarmee en hoe. (Verwar het bijwoord niet met het vragend voornaamwoord)
5. kunnen iets zeggen over:
- een werkwoord: De scooter rijdt hard.
- een ander bijwoord: Hij heeft zijn test bijzonder slecht gemaakt.
-een bijvoeglijk naamwoord: Er liggen erg zieke mensen in een ziekenhuis.





Let op: haal het bijwoord en het bijvoeglijk naamwoord niet door elkaar: een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord!

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Zoek en vind
- ga in een groepje op zoek naar woordsoorten
1. maak min. 3 duidelijke foto's waarin woordsoorten te zien zijn (letterlijk of figuurlijk)
2. zet bij de foto wat er te zien is
3. zet de foto's op padlet met jullie namen:

https://padlet.com/jennekedrent/klasM2D


Slide 5 - Slide

Zet in ieder geval deze op de foto:
groep 1: voegwoord, rangtelwoord, ......
groep 2: bijwoord, vragend voornaamwoord, .......
groep 3: onbepaald voornaamwoord, betrekkelijk voornaamwoord, ......
groep 4: aanwijzend en bezittelijk voornaamwoord, .....
groep 5: persoonlijk en wederkerend voornaamwoord, ......
groep 6: koppelwerkwoord, hoofdtelwoord, ......

Slide 6 - Slide

Deze les:
- stillezen (boek 3)
- huiswerk bespreken en nakijken
- uitleg aanwijzend voornaamwoord
- uitlegfilmpje vragend voornaamwoord
- verder met F en G

Slide 7 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
1. Een aanwijzend voornaamwoord wijst altijd iets of iemand aan. 
2. Een aanwijzend voornaamwoord staat altijd vóór datgene wat het aanwijst. 
3. Voorbeelden van mogelijke aanwijzende voornaamwoorden zijn: 'die', 'dat', 'dit', 'deze', 'degene', 'diegene', 'datgene', 'zulk', 'zulke', 'zulken', 'zo'n'.

Slide 8 - Slide

Welk woord is géén aanwijzend voornaamwoord?
A
die
B
deze
C
zulke
D
welke

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Video

Deze les:


- stillezen
- herhaling aanwijzend, vragend en betrekkelijk vnw
- uitleg onbepaald voornaamwoord en bijwoord

- zoeken naar woordsoorten!


- oefenen!

Slide 11 - Slide

Weet je nog?
Aanwijzend voornaamwoord
Vragend voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord

Slide 12 - Slide

Stillezen
timer
15:00
timer
3:00

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Grammatica
Maak F t/m J

Slide 16 - Slide