This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Determineren
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
Korte herhaling
Uitleg basisstof 4.6
Verwerking basisstof 4.6
Oefenopdracht
Evaluatie
Slide 2 - Slide
Dier
Plant
Schimmel
Bacterie
Slide 3 - Drag question
8. Zet de groepen in de juiste volgorde. Boven in de grootste en onderin de kleinste. Onderras komt helemaal onderaan
soort
ondersoort (ras)
geslacht
familie
orde
klasse
stam
rijk
Slide 4 - Drag question
Sleep de passende stam naar het juiste dier.
Sponsdieren
Neteldieren
Weekdieren
Stekelhuidigen
Geleedpotigen
Gewervelden
Slide 5 - Drag question
Deze les leer je:
Het gebruiken van een determineer tabel
Slide 6 - Slide
Determineer tabellen
Verschillende soorten tabellen.
We gaan er met een paar oefenen.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Determineren
Bepalen van de soortnaam
Zoekkaart
Determineertabel
Schrijf altijd je
keuzes op
Slide 10 - Slide
Determineren
Bij determineren begin je steeds bij stap 1 en noteer je elke stap die je verder neemt
Als voorbeeld werken we met het volgende organisme, de zee-egel
Slide 11 - Slide
Determineren
Slide 12 - Slide
Determineren
De stappen in de determineertabel voor de zee-egel zijn 1B-3A-4A-5B
Slide 13 - Slide
Heeft het organisme bladgroenkorrels?
A
Ja, want het is groen
B
nee, het is een dier
Slide 14 - Quiz
Heeft het organisme celwanden?
A
Ja, want het is een plant
B
Nee, het is een dier
C
Ja, want het is een schimmel
D
Nee, het is een bacterie
Slide 15 - Quiz
Heeft het organisme celkern?
A
Ja, want het is een plant
B
Ja, het is een dier
C
Ja, want het is een schimmel
D
Nee, het is een bacterie
Slide 16 - Quiz
Dit organisme hoort bij het rijk ....
A
van de planten
B
van de dieren
C
van de schimmels
D
van de bacteriën
Slide 17 - Quiz
Het dier is ..... symmetrisch
A
veelzijdig
B
tweezijdig
Slide 18 - Quiz
Heeft dit dier een skelet?
A
Ja, een uitwendig skelet
B
Nee, geen skelet
C
Ja, een inwendig skelet
Slide 19 - Quiz
Is het lichaam opgebouwd uit segmenten?
A
Ja, hele lichaam
B
Nee
C
Ja, deels
Slide 20 - Quiz
Het dier heeft .... poten
A
8
B
14
C
10
D
6
Slide 21 - Quiz
Dit dier hoort bij
A
Spinachtigen
B
Kreeftachtigen
C
Insecten
D
Duizendpoten
Slide 22 - Quiz
Opdracht determineren
Determineer het organisme in de volgende dia.
Noteer elke stap die je neemt bij het determineren.
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Determineertabel
Noteer de stappen
Slide 25 - Slide
Schrijf de stappen op.
Slide 26 - Slide
Bladzijde 267
Je hebt een blaadje gekregen van de docent.
Determineer onderstaande zonnebloem m.b.v. de determineertabel. Schrijf de stappen op.
Slide 27 - Slide
Determineren Haai
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Determineren Haai
Slide 30 - Slide
Aan het werk
Basisstof 4.6
Maak opdrachten 1, 3 en 4.
Slide 31 - Slide
Gewerveld of ongewerveld?
A
Gewerveld
B
Ongewerveld
Slide 32 - Quiz
Warm- of koudbloedig?
A
Warmbloedig
B
Koudbloedig
Slide 33 - Quiz
Waarom zijn sommige dieren geleedpotigen?
A
Omdat hun lichaam is opgebouwd uit segmenten
B
Omdat insecten behoren tot de geleedpotigen
C
Omdat de poten uit leden (kleine stukken) zijn opgebouwd
D
Dat is gewoon zo bedacht
Slide 34 - Quiz
Wat voor skelet heeft een gewerveleden?
A
Inwendig skelet
B
Uitwendig skelet
Slide 35 - Quiz
Een dier heeft veren, is warmbloedig, legt eieren met kalkschaal, heeft longen en leeft in de lucht en op het land. Tot welke groep behoort deze gewervelden?