Jaar2 H4 Formuleren

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

We zullen als alle inschrijfformulieren binnen zijn en de selectierondes achter de rug zijn, wat waarschijnlijk enkele weken kan duren, via de mail laten weten welke leerlingen mee mogen spelen in het schoolvoetbalelftal.

Deze zin is lastig te lezen. Hoe komt dit?

Slide 2 - Open question

Welke zin vind je beter, licht je antwoord toe.

A. Als hij straks naar klas 3 gaat, hoopt Rob dat hij bij Mark in de klas komt.
B. Rob hoopt dat hij bij Mark in de klas komt, als hij straks naar klas 3 gaat.

Slide 3 - Open question

Welke van de zinnen a, b en c vind jij het duidelijkst, licht je antwoord toe.

A. Al het zakgeld dat ik dit hele jaar heb opgespaard, geef ik uit aan vuurwerk.
B. Al mijn dit hele jaar opgespaarde zakgeld geef ik uit aan vuurwerk.
C. Ik heb dit hele jaar al mijn zakgeld opgespaard en dat geef ik uit aan vuurwerk.

Slide 4 - Open question

Antwoord
Zet achter elke zin een punt.
Zet achter een vragende zin een vraagteken.
Zet een komma tussen twee persoonsvormen.
Zet een komma voor: als, doordat, maar, nadat, terwijl, want, voordat, zodat, zodra. 
Zet geen komma voor en.

Voorbeeld:
Max en Jasper zien elkaar vaak. Ze vinden dezelfde dingen leuk.
Max en Jasper zien elkaar vaak, omdat ze dezelfde dingen leuk vinden.
Omdat ze dezelfde dingen leuk vinden, zien Max en Jasper elkaar vaak.

Slide 5 - Slide

Ga naar bladzijde 122.

Slide 6 - Slide

Antwoord
Zet achter elke zin een punt.
Zet achter een vragende zin een vraagteken.
Zet een komma tussen twee persoonsvormen.
Zet een komma voor: als, doordat, maar, nadat, terwijl, want, voordat, zodat, zodra. 
Zet geen komma voor en.

Voorbeeld:
Max en Jasper zien elkaar vaak. Ze vinden dezelfde dingen leuk.
Max en Jasper zien elkaar vaak, omdat ze dezelfde dingen leuk vinden.
Omdat ze dezelfde dingen leuk vinden, zien Max en Jasper elkaar vaak.

Slide 7 - Slide


Je gaat in tweetallen aan de slag.
1. Opdracht ... (blz ..)
2. Ben je klaar? Ga ...  
3. Maak 


Slide 8 - Slide

Lees tekst 1.
Geschreven door Stijn uit klas 1 vwo.
Door welke woorden kun je 'vrienden' vervangen?
Bedenk dus een synoniem voor 'vrienden'.
timer
0:40

Slide 9 - Open question

Lees tekst 1.
Welke andere woorden en formuleringen gebruikt
Stijn nog meer te vaak?
timer
0:40

Slide 10 - Open question

Formuleren (variatie in woordgebruik)
In de vakantie ga ik altijd naar dezelfde camping. Vorig jaar heb ik op die camping Paul ontmoet. Paul en ik konden het goed samen vinden en dus hebben Paul en ik nog steeds contact.

In de vakantie ga ik altijd naar dezelfde camping. Vorig jaar heb ik daar Paul ontmoet. We konden het goed samen vinden en hebben nog steeds goed contact.



Slide 11 - Slide

Einde LessonUp.

Slide 12 - Slide


Je gaat in tweetallen aan de slag.
1. Opdracht ... (blz ..)
2. Ben je klaar? Ga ...  
3. Maak 


Slide 13 - Slide

Bij wederkerende werkwoorden zie je het onderwerp terugkomen
in een wederkerend voornaamwoord.
Wat denk je dat hiermee bedoeld wordt?

Leg dit uit met de volgende zin: Ik verslik me.

timer
1:00

Slide 14 - Open question

Wederkerend voornaamwoord (het onderwerp komt terug)
Bij het schillen van de appels heb ik mezelf gesneden.

Casper herkende zichzelf in het krantenartikel over het 100-jarig bestaan van het Jan van Egmond Lyceum.



Slide 15 - Slide

Een ander voornaamwoord.
1. Opdracht ... (blz ..)
2. Ben je klaar? Ga ...  
3. Maak 


Slide 16 - Slide

Wederkerig voornaamwoord: Elkaar 
Een wederkerig voornaamwoord wordt gebruikt als twee personen een wederzijdse handeling verrichten.

Voorbeeldzinnen:
Loes en Ahmed groeten elkaar.
Wij hebben elkaar gister nog gezien.



Slide 17 - Slide

Soms wordt het wederkerig voornaamwoord 'elkaar' anders geschreven: elkander.

Voorbeeldzin:

Zij zijn aan elkander gewaagd. 



Slide 18 - Slide

Soms wordt het wederkerig voornaamwoord 'elkaar' anders geschreven: mekaar.
Voorbeeldzin:

We moeten met mekaar samenwerken. 



Slide 19 - Slide

Even testen of je het nog weet.
Wij vragen ons steeds af wanneer corona voorbij is.

Wat is 'ons' in deze zin?
A
wederkerend voornaamwoord
B
wederkerig voornaamwoord

Slide 20 - Quiz