10.1 Nazi-Duitsland en het fascisme in Europa

10.1 Nazi-Duitsland en het fascisme in Europa


Cijfer periode 4: Rep. H10 en H11 (12?)
1 / 25
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quiz, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

10.1 Nazi-Duitsland en het fascisme in Europa


Cijfer periode 4: Rep. H10 en H11 (12?)

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 10.1 (eerste helft)
Met voorbeelden uitleggen dat Duitsland na 1933 een totalitaire staat werd. 
Uitleggen dat Spanje en Italië andere Europese fascistische staten waren. 


Slide 2 - Slide





Nationaalsocialisme in Duitsland



Hoe Hitler aan de macht kwam

Slide 3 - Slide


Welke partij kon door de ellende en problemen in Duitsland op meer steun rekenen?
A
NDAP
B
DDR
C
NSB
D
NSDAP

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Video

Beginsituatie na WOI:
Overal in Europa zorgde de wereldcrisis voor nieuwe onzekerheid, armoede en ontevredenheid. 

  • Leiders hadden gefaald
  • Wie gaat dit oplossen?
  • Beloften door radicale groepen 

Slide 6 - Slide

Interbellum
De periode tussen de twee wereldoorlogen in wordt het Interbellum genoemd (van 1918 tot 1939).

Belangrijke leiders:
  • Mussolini (Italië)
  • Hitler (Duitsland)
  • Stalin (Sovjet-Unie)


Slide 7 - Slide

Italië: Fascisme vanaf 1922
Hitler heeft het fascisme niet zelf bedacht. Het bestond al in Italië. 

Fascismepolitieke stroming: streeft naar een terke staat onder leiding van een sterke man; gericht tegen democratie,, kapitalisme, communisme. 

Slide 8 - Slide

Benito Mussolini

  • Leider, of 'Il Duce',  van Italië (1922-1943)
  • Oprichter van de Zwarthemden, knokploegen

  • Na de Eerste Wereldoorlog en de Vrede van Versailles was er veel onvrede, en dat kwam door de onderhandelingen van de 'slechte' Italiaanse regering.

Slide 9 - Slide

Kenmerken van fascisme (1)
  • Fascisme is overal tegen: vooral dingen die vreemd zijn en andere culturen

  • Fascisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten.

  • Er is één leider. Hij bepaalt wat goed is: dit is het Leidersbeginsel.

Slide 10 - Slide

Kenmerken van fascisme (2)

  • Fascisme is nationalistisch: de eigen staat boven alles.    
  • Fascisme gaat uit van ongelijkheid tussen mensen ("sommige rassen, volken zijn sterker, superieur")
  • De vrouw is ondergeschikt: haar taak is het krijgen van kinderen.


Slide 11 - Slide

Kenmerken van fascisme (3)

  • Niet denken maar doen. Gevoel is belangrijker dan denken.

  • Geweld is goed: geen woorden maar daden.  Fascisme is militaristisch (= verheerlijking van geweld)

Slide 12 - Slide

Duitsland: Fascisme vanaf 1933
In Duitsland beloofden de nationaal-socialisten onder Hitler wraak voor de vernederingen van Versailles en herstel van de economie.

  • Krachtige leider
  • Nationaal-socialisme = Duitse vorm
     van fascisme 

Slide 13 - Slide

Opkomst Nationaal-socialisme
Hitler had gediend in het Duitse leger in de eerste wereldoorlog.

  • Niet met de vrede eens
  • Vernedering voor Duitsland
  • Joden medeschuldig 

Slide 14 - Slide

Opkomst Nationaal-socialisme
In het boek ‘Mein Kampf’ beschreef de toekomstige Duitse dictator Adolf Hitler de Joden als een gevaar voor de Duitse samenleving.

Belangrijkste punten:
  • Joden medeschuldig aan het verlies.
  • Anti-Communistisch 
  • Anti-Kapitalistisch 

Slide 15 - Slide

Waarom de joden?
Het Joodse volk heeft wereldwijd in de loop der eeuwen voortdurend met discriminatie te maken gehad.

  • Afwijkende godsdienst
  • Vreemdelingen in Europa 
  • Hygiëne voorschriften 
  • "moordenaar van J.Christus"

Slide 16 - Slide

 Nationaalsocialisme
  • Nationaalsocialisme verwijst naar het Duitse fascisme in de periode 1933-1945.

  • Ook wel nazisme genoemd.

  • Volgelingen werden nazi's genoemd.

  • Ook de Nederlandse NSB was nationaalsocialistisch.

Slide 17 - Slide

Kenmerken van nationaal-socialisme 

  • Zie kenmerken fascisme, deze gelden allemaal. Plus deze kenmerken, te maken met 'ras': het Duitse ras moet raszuiver worden gehouden.
  • Rassenleer en antisemitisme
  • Het Duitse volk heeft Lebensraum (=levensruimte) nodig.
  • Heim ins Reich: alle Duitsers moeten in één groot rijk wonen

Slide 18 - Slide

Opkomst Nationaal-socialisme
Hitler met de NSDAP werd gekozen in 1933 tot kanselier, een soort minister-president. 

  • de zogenoemde ‘Joodse kwestie’ één van zijn belangrijkste politieke agendapunten.

Slide 19 - Slide

Opkomst Nationaal-socialisme
Gedurende de jaren dertig was het nazibeleid gericht op uitsluiting van de Joden via discriminerende wetgeving.

De Neurenberger Wetten van 1935Anti-joodse wetten, bepalingen over huwelijken tussen joden en niet-joodse Duitsers. Joden werd het Duits staatsburgerschap ontnomen.

Slide 20 - Slide

Opkomst Nationaal-socialisme
Duitse Joden al vanaf 1933 in het openbaar te maken kregen met scheldpartijen en gewelddadigheden door individuele of groepjes nazi’s. 
  • Kristalnacht: uitbarsting van jodenhaat die in Duitsland plaatsvond in de nacht van 9 op 10 november 1938. Synagogen en winkels werden vernield. 




Slide 21 - Slide

Kristallnacht
November 1938

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Francisco Franco

  • Caudillo de España por la Gracia de Dios (leider van Spanje bij de Gratie Gods)
  • Fascistische dictator van Spanje tussen 1939 en 1975(!), die een einde aan de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) maakte.

  • Historici zijn het er overigens niet over eens of Franco daadwerkelijk in het rijtje van fascistische leiders als Mussolini en Hitler hoort, maar Hitler en Mussolini steunden hem. 


Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video