Kansrekenen

Kun je zelf ook een situatie bedenken waar je het woord 'kans' gebruikt?
1 / 10
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Kun je zelf ook een situatie bedenken waar je het woord 'kans' gebruikt?

Slide 1 - Slide

Maak een zin waarin je het woord 'kans' gebruikt.

Slide 2 - Mind map

Hoe druk je een kans uit? (Meerdere antwoorden mogelijk)

Slide 3 - Open question

Je gooit met twee normale dobbelstenen. Wat is de kans dat je precies 2 ogen gooit?
A
181
B
361
C
0
D
121

Slide 4 - Quiz

Leg in eigen woorden uit wat 'minstens' betekent.

Slide 5 - Open question

Je gooit met twee normale dobbelstenen. Wat is de kans dat je minstens 3 ogen gooit?
A
1817
B
3635
C
1
D
1211

Slide 6 - Quiz

Hiernaast nog eens de doelen van de les. Welk doel is voor jou het meest behaald?
Je weet wat kans betekent
Je begrijpt hoe je kansen kunt berekenen
Je weet hoe je kansen kunt uitdrukken
Je weet wat de termen minstens en hoogstens betekenen

Slide 7 - Poll

Hiernaast nog eens de doelen van de les. Welk doel is voor jou het minst behaald?
Je weet wat kans betekent
Je begrijpt hoe je kansen kunt berekenen
Je weet hoe je kansen kunt uitdrukken
Je weet wat de termen minstens en hoogstens betekenen

Slide 8 - Poll

Is er nog iets wat je niet begrijpt en wilt bespreken in de volgende les?

Slide 9 - Mind map

Hoe vond je deze les? Wees eerlijk!
😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Poll