Grammatica naamwoordelijk gezegde 2.0

Welkom!
Kennen/kunnen/doen

  • Je kunt het naamwoordelijk gezegde vinden


Grammatica naamwoordelijk gezegde 2.0


1 Lesopening/plaatje van de week
2 Nabespreken vorige les
3 Quizje/gezamenlijke oefening







mmarinus@
lauwerscollege.nl



4 Zelfstandig werken
5 Wat hebben we geleerd of gemist?
6 Afsluiten
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Kennen/kunnen/doen

  • Je kunt het naamwoordelijk gezegde vinden


Grammatica naamwoordelijk gezegde 2.0


1 Lesopening/plaatje van de week
2 Nabespreken vorige les
3 Quizje/gezamenlijke oefening







mmarinus@
lauwerscollege.nl



4 Zelfstandig werken
5 Wat hebben we geleerd of gemist?
6 Afsluiten

Slide 1 - Slide

Nabespreken vanaf blz. 175: de opdrachten 1 en 3 t/m 6.
  • Ruil boek/schrift met de buur.

  • Vragen? Vragen!

Slide 2 - Slide

Een zin heeft óf een naamwoordelijk gezegde óf een werkwoordelijk gezegde.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Zij wil gaan slapen.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 4 - Quiz

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Later wordt zij tandarts
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 5 - Quiz

Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?

'Hij slaat de dokter'
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 6 - Quiz

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Katrien is moe.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 7 - Quiz

Naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Ze heeft hard gewerkt.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 8 - Quiz

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

De leerling is boos geworden.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 9 - Quiz

Naamwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde
Het onderwerp doet iets. 
Het onderwerp is iets.

Slide 10 - Drag question

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Haar broer schijnt heel aardig te zijn.

Slide 11 - Drag question

Wat?
Vanaf blz. 175 Maak de opdrachten 7 t/m 10
Hoe?
Met je boek. En een schrift. Of op je laptop.
Hulp
Je mag me altijd vragen stellen.
Tijd
Tot aan een paar minuten voor het einde van de les.
Klaar?
Verder werken in het hoofdstuk
Zelfstandig werken

Slide 12 - Slide

Bedankt en tot morgen!
Kennen/kunnen/doen

  • Je kunt het naamwoordelijk gezegde vinden

Slide 13 - Slide

Gezamenlijke oefening: opdracht 9, blz. 179.

Een voorbeeld:

  • De kat is een goede springer.
(de kat is iets)

  • De kat springt goed.
(de kat doet iets)

Slide 14 - Slide