Spelling "dt algemeen"

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Nederlands

Werkwoordspelling

"t.t./v.d."

Het is gebeur_! Maaike gaat naar de finale!

1. gebeurd
2. gebeurt

Ze heeft geen zin om nog langer te worden afgeblaf_.

1. afgeblafd
2. afgeblaft

Ik bel om te zeggen dat ik hier niet blij wor_ zonder jou.

1. word
2. wordt

Waarom beantwoor_ je mijn berichten niet?

1. beantwoord
2. beantwoordt

Als u niet meer mee wilt doen,
vermel_ u dat op het formulier.

1. vermeld
2. vermeldt

Zo zie je maar dat zo’n sappig nieuwtje zich heel snel versprei_.

1. verspreid
2. verspreidt

Deze provider bie_ je de meeste voordelen.

1. bied
2. biedt

Je ziet van ver dat niemand dat huis nog bewoon_.

1. bewoond
2. bewoont

Bie_ onmiddellijk je verontschuldigingen aan!

1. bied
2. biedt

Klee_ u zich hier maar even om.

1. kleed
2. kleedt