De Passé Composé + être, avoir, faire & aller

1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Onderwerp
Chapitre 1 Grandes Lignes Paragraphe D
Grammaire:
Le passé composé
(De voltooide tijd v.t.t.)

Slide 2 - Slide

Leerdoel

Aan het eind van deze les weet je hoe je de passé composé maakt. 

Slide 3 - Slide

Wat weten jullie over de voltooide tijd? Vul in wat in je opkomt.

Slide 4 - Open question

Voltooide tijd =

Passé Composé




Ik heb gedanst = J'ai dansé

Slide 5 - Slide

Passé composé bestaat uit:

1. een vorm van AVOIR (hebben)
   2. een voltooid deelwoord

Slide 6 - Slide

Geef de juiste vorm van AVOIR:
Nous…...
A
sommes
B
avons
C
ai
D
ont

Slide 7 - Quiz

Vul weer de juiste vorm van AVOIR in:
Vanessa (is een 'zij' dus elle) ...….
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 8 - Quiz

1. Je hebt dus het rijtje van AVOIR weer nodig! Geef z.s.m. het rijtje van AVOIR weer.

Slide 9 - Open question

2. Het voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord op -ER, eindigt altijd op " É "

 J'ai parlé (parler = praten)               = Ik heb gepraat 
 On a chanté (chanter = zingen)    = We hebben gezongen                                 

Slide 10 - Slide

N'oublie pas: 
Passé composé bestaat ALTIJD uit een hulpwerkwoord ÈN een voltooid deelwoord!!!
Pas op! Hou altijd het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord bij elkaar! (net als in het Engels)
Bijvoorbeeld: Ik heb een hamburger gegeten = J'ai mangé un hamburger.

Slide 11 - Slide

Samenvatting:
Hulpwerkwoord + voltooid deelwoord
Het hulpwerkwoord is een vorm van AVOIR
DAN komt er een voltooid deelwoord!!!!
Nous avons joué.
Wij hebben gespeeld.

Slide 12 - Slide

Être
Passé Composé:
J'ai été = ik ben geweest
Tu as été = jij bent geweest
Etc.
être
zijn
je suis
ik ben
tu es
jij bent
Il/elle/on est
Hij/zij/men is
Nous sommes
Wij zijn
Vous êtes
Jullie zijn/u bent
Ils/elles sont
Zij zijn

Slide 13 - Slide

Avoir
Passé Composé:
J'ai eu = ik heb gehad
Tu as eu = jij hebt gehad
Etc.
avoir
hebben
j'ai
ik heb
tu as
jij hebt
Il/elle/on a
Hij/zij/men heeft
Nous avons
Wij hebben
Vous avez
Jullie hebben/u heeft
Ils/elles ont
Zij hebben

Slide 14 - Slide

Faire
Passé Composé:
J'ai fait = ik heb gedaan
Tu as fait = jij hebt gedaan
Etc.
faire
doen/maken
je fais
ik doe
tu fais
jij doet
Il/elle/on fait
Hij/zij/men doet
Nous faisons
Wij doen
Vous faites
Jullie doen/u doet
Ils/elles font
Zij doen

Slide 15 - Slide

Aller
Passé Composé:
Hoef je nog niet te weten ;)
aller
gaan
je vais
ik ga
tu vas
jij gaat
Il/elle/on va
Hij/zij/men gaat
Nous allons
Wij gaan
Vous allez
Jullie gaan/u gaat
Ils/elles vont
Zij gaan

Slide 16 - Slide

Regardez bien!!!

Slide 17 - Slide


Le chien a mangé une glace.
A
De hond eet een ijsje.
B
De hond at een ijsje.
C
De hond heeft een ijsje gegeten.
D
De hond had een hoed op.

Slide 18 - Quiz

Hij heeft gepraat
A
Il a parlé
B
Ils ont parlé
C
Elle a parlé
D
Nous avons parlé

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Video

De hond heeft gedanst
A
Le chien a danse
B
Le chien ont dansé
C
Le chien dansé
D
Le chien a dansé

Slide 21 - Quiz

Vertaal:
Vous avez dansé

Slide 22 - Open question

Ik heb in Groningen gewoond.
A
J'ai habite à Groningue.
B
J'ai habité à Groningue.
C
Je suis habité à Groningue.
D
Je suis habite à Groningue.

Slide 23 - Quiz

Waaruit bestaat de Passé Composé?

Slide 24 - Open question

Geef aan of je zelfstandig verder kunt werken of dat je nog hulp nodig denkt te hebben. Vul in : ZELF of HULP

Slide 25 - Open question




Kortom:
 
- Leer eerst het rijtje van avoir nog eens.
- Vervolgens moet je goed onthouden dat er altijd een voltooid deelwoord achteraan komt: dansé, chanté, parlé, commencé etcetera...

Slide 26 - Slide

Voor extra uitleg:
- Lees in je boek op blz. 53
- Ga naar Grandes Lignes/Chapitre 1/Naslag/Grammaire D
- Luister naar deze uitleg: 

Slide 27 - Slide