Het jodendom en het christendom

Het Romeinse Rijk


Het christendom
1 / 24
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Het Romeinse Rijk


Het christendom

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?
  • Jodendom 
  • Christendom 
  • Opdracht christelijke feestdagen
  • Huiswerk 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kun je uitleggen hoe joden in het hele Romeinse rijk terechtkwamen.
  • Aan het einde van de les kun je uitleggen hoe het christendom ontstond en werd verspreid. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions


Waarom werd Julius Caesar vermoord?
A
Hij was een slechte keizer
B
Hij werd te machtig
C
Hij had de keizer beledigd
D
Hij had een veldslag verloren

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions


Wat is de juiste volgorde over het bestuur van het Romeinse Rijk?
A
koninkrijk-republiek-keizerrijk
B
republiek-keizerrijk-koninkrijk
C
keizerrijk-koninkrijk-republiek
D
koninkrijk-keizerrijk-republiek

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions


Wat betekent de titel 'Augustus'
A
De verhevene
B
Dictator voor het leven
C
Keizer van het Romeinse rijk
D
Redder van de Republiek

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat weet jij eigenlijk
van het jodendom?

Slide 7 - Mind map

This item has no instructions


Koninkrijk?


De stadstaat Rome is ooit een koninkrijk geweest,
hoewel daar erg weinig over bekend is.

En of het verhaal van Romulus en Remus waar is....?
In 117 na Christus was het Romeinse Rijk op zijn grootst. 
In 63 v. Chr. veroverden de Romeinen de streek Palestina. Hier woonden vooral joden. Zij geloven in één god. Dit heet: monotheïsme (monos=enkel, theos=god).
De joden geloofden dat een verlosser hen zou bevrijden van al het kwaad, dus misschien ook wel van de Romeinen.
Romeinen geloven in meerdere goden. Dit heet: polytheïsme (poly=meer, theos=god). Overwonnen volken mogen hun eigen goden houden, zolang ze de belangrijkste Romeinse goden ook vereren. De Romeinen nemen op hun beurt ook weer Goden van andere volken over.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Jodendom in het Romeinse rijk
  • De Romeinen onderwerpen (veroveren) Judea (het huidige Israël/Palestina.
  • Het Jodendom gelooft in een God (monotheïsme) 
  • monos (enkel) en theos (God). 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Jodendom in het Romeinse rijk
  • De romeinen geloofden in meer dan een God (Polytheïsme) 
  • Poly (meer) en theos (God). 
  • Dat was een probleem! 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Jodendom in het Romeinse rijk
  • Judea wordt een provincie van het Romeinse rijk.
  • De joden moesten hoge belastingen betalen.
  • De tempel van de joden werd vernielt. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Jodendom in het Romeinse rijk
  • In 132 n.chr. kwamen de joden in opstand.
  • Deze werd hardhandig neergeslagen.
  • Joden waren niet meer welkom in Jeruzalem
  • Veel joden worden vermoord, weggejaagd of tot slaaf gemaakt. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Jodendom in het Romeinse rijk
  • Ze bouweden ergens anders Synagogen waarin ze samen kwamen om te bidden.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wat weet jij eigenlijk
van het christendom?

Slide 14 - Mind map

This item has no instructions


Jezus van Nazareth


  • Jezus is een Joodse man die rondreist in de streek Judea en vertelt dat God goede mensen beloont en slechte mensen straft.
  • Jezus krijgt veel aanhangers die dit later hebben opgenomen in de Bijbel. 
  • Joodse prediker (...) die mensen leerden over het joodse geloof.
  • Je moest vooral de zwakkere medemens zorgen.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions


Jezus van Nazareth


  • De Romeinen vinden hem daarom gevaarlijk. Ze nemen hem gevangen en kruisigen hem, de straf voor een opstandige slaaf.
  • Volgelingen geloven dat hij is gestorven om mensen te verlossen van hun zonden. 
  • Er is een hemel in het hiernamaals.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions


Christenen

  • De volgelingen van Jezus noemen zichzelf christenen. 
  • Deze naam komt van Christus, dat 'gezalfde' betekent.  
  • Jezus wordt door zijn volgelingen zo genoemd. 
  • Zij geloven in de woorden die Jezus (via zijn leerlingen) aan hen heeft gegeven: 'Iedereen is gelijk voor God en voor ieder goed mens is er een plek in de hemel'.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Welke christelijke feesten kennen we?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Een Christelijke cultuur
  • Christelijke geloof verweven in dagelijksleven 
  • Trouwen in kerk
  • Doop in kerk
  • Begraven bij kerk
  • Elke zondag naar de kerk
  • Vrij op christelijke feestdagen

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Een Christelijke cultuur
  • Priester = Geestelijke die mensen helpt om te leven volgens de geloofsregels. Hij verzorgt de kerkdienst, de doop, het huwelijk en de begrafenis van gelovigen.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Evaluatie.
Exit ticket: wat past het best bij jou?
Ik heb niets nieuws geleerd deze les
Ik weet hoe het jodendom is ontstaan
Ik weet hoe het christendom is ontstaan
Ik vond deze les moeilijk
Ik kan de leerdoelen niet beantwoorden

Slide 22 - Poll

This item has no instructions

Opdracht christelijke feestdagen:
In een groepje van 4 ga je informatie zoeken over een christelijk feest, je krijgt dit feest van je docent. Aan de hand van een mindmap en een afbeelding ga je aan de klas vertellen waar het feest om draait, wat er gevierd wordt en op welke manier mensen dit vieren.

Presenteren de volgende les!

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions