Paso adelante1 pág. 13

• Spaans
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 2

BEGINTAAK

¿CÓMO SE DICE EN ESPAÑOL?

Hoe gaat het?

Ben je Spaans?

Hoe heet je?

Spreek je Engels?

Yo ...... a España todos los veranos de vacaciones

1. va
2. voy
3. vas
4. van

vertaal deze zin:
mi hermano y yo vamos a clase

1. mijn broer en ik gaan naar de school
2. mijn stiefbroer en ik gaan naar school
3. mijn zus en ik gaan naar de les
4. mijn broer en ik gaan naar de les

¿Vosotros ..... al partido del fútbal?

1. vais
2. vamos
3. van
4. va

vertaal deze zin:
si, voy al instituto

1. ja, jij gaat naar school
2. nee, ik ga naar school
3. ja, ik ga naar school
4. ja, hij gaat naar school

Primero

segundo

tercero

cuarto

quinto

Describir la casa

¡La casa!

Voorbeeldzinnen

La casa tiene un dormitorio.              Het huis heeft een slaapkamer.

El dormitorio tiene una cama.          De slaapkamer heeft een bed.

La cama es roja.                                       Het bed is rood.

1)el cuarto de baño

2)el dormitorio

3)la terraza

4)el recibidor

5)el salón-comedor

6)la cocina

7)el jardín

Escribe los muebles:

La cama

el armario

la alfombra

el espejo

la mesita de noche

la lámpara

Describir la casa

el espejo

el lavabo

la ducha

El cuarto de baño

El inodoro

el comedor

el salón

la entrada

la cocina

el despacho

la escalera

EL sofá

abuelos

padres

tíos

hermanos

primos

Quién NO es de la familia?

1. madre
2. hermano
3. abuela
4. amigo

¡La casa de tus sueños!

Mi dormitorio tiene...

Mi casa es..

Tengo..

En el salon hay....

Mi cocina está...

En el cuarto de baño hay...

El comedor está enfrente de...

Describir la casa

La casa de tus sueños

- Usa 25 palabras (partes de la casa y mobiliario).

- Dibuja la casa de tus sueños: IPad o papel A3

- Describe la casa de tus sueños:

Mi casa es...

Mi casa está....

En mi casa hay....

Mi casa tiene....

La cocina está al lado de....

V2sp7 ¿Qué hay en tu dormitorio?

11-2

OBJETIVOS

In deze les:

Je kunt een tekst in het Spaans lezen, begrijpen en invullen.

Je kunt eenvoudige persoonlijke vragen beantwoorden  in het Spaans.

Succescriteria

Je kent minimaal de naam van 5 kleuren.

Je kent  de vervoeging van de alle personsvormen van het werkwoord "zijn/ser" in het Spaans.

TB PG. 13

Een leerling stelt de vraag, de andere geeft antwoord.
Alles in het Spaans!

Probeer het  aan je hoofd te doen!

Daarna wissel van rol.

HABLAMOS

SO 1 - LUNES 9/10/23 30'

Wat je moet leren voor het SO:

• Lidwoorden (bepaald en ombepaald- mannelijk/vrouwelijk), enkelvoud en meervoud van woorden: BRON D TB blad.13
• Woordenschat: 1.1 en 1.4 (wb pg. 27-28) + Quizlet
  
• FRASES CLAVES E: pg. 13 vragen en antwoorden in het Spaans (je krijgt een vraag in het Spaans en moet je antwoord geven in het Spaans)

kay scholten no hizo el toets?

¡ATENCIÓN!

LEEMOS UN TEXTO

RESPONDEMOS LAS PREGUNTAS

COMPLETAMOS EL TEXTO

¿Quién escribe?

¿Dónde está Rico?

¿Qué tiempo hace? (Wat voor weer is het?

1) LEEMOS EL TEXTO

2) RESPONDEMOS LAS PREGUNTAS

¿Quién escribe?

¿Dónde está Rico?

¿Qué tiempo hace? (Wat voor weer is het?

3)COMPLETAMOS EL TEXTO

estoy

es

es

TB PG. 16

PRACTICAMOS

PW1  - LUNES 13 /11/23 60'

Wat je moet leren voor het PW:

• Lidwoorden (bepaald en ombepaald- mannelijk/vrouwelijk), enkelvoud en meervoud van woorden: BRON D TB blad.13
• Werkwoord 'SER' alle vervoegingen in context BRON J TB PG. 16 
• Woordenschat: 1.1, 1.2, 1.3 en 1.4 (wb pg. 27-28) + Quizlet
  
• FRASES CLAVES E/K: pg. 13 -16 vragen en antwoorden in het Spaans (je krijgt een vraag in het Spaans en moet je antwoord geven in het Spaans)

OEFENTOETS