6.3.3 volt. dw, hww en komma

• Taal / spelling
• Basisschool
• Groep 5,6

6.3.3 volt. dw, hww en komma

Wat is het hww?
Erik heeft een tandwiel gepakt.

1. Erik
2. heeft
3. een tandwiel
4. gepakt

Wat is het volt. dw?
Die heeft hij vastgemaakt aan een as.

1. heeft
2. hij
3. vastgemaakt
4. een as

Wat is het hww?
Vervolgens heeft Koen hard geblazen.

1. Vervolgens
2. Koen
3. geblazen
4. heeft

Wat is het volt. dw?
Zo zijn de wieken in beweging gebracht.

1. gebracht
2. beweging
3. de wieken
4. zijn

Hoofdletter

Bij namen, plaatsnamen, provincies, landen etc.

Wat moet met een hoofdletter?
bianca mag een poesje uitzoeken.

Wat moet met een hoofdletter?
ze gaat naar een asiel in leeuwarden.

Wat moet met een hoofdletter?
het asiel heet kattenkwaad.

Wat moet met een hoofdletter?
daar ziet bianca heel veel katjes.

Wat moet met een hoofdletter?
drie katjes heten tijger, vlekje en grijsje.

Komma

Komma gebruik je: 

- voor een voegwoord

- bij een opsomming

- voor of na de naam van iemand die je aanspreekt

Zet de komma op de goede plaats.
Gaan we morgen schaatsen zwemmen of buitenspelen?

Zet de komma op de goede plaats.
Maaike Twan Merel en Jim roepen erg hard.

Zet de komma op de goede plaats.
Twan ga jij op de witte schaatsen?

Zet de komma op de goede plaats.
Wat is het toch mooi Maaike.