17.3 Het maken van polypeptideketens 6V 2223

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 17.3 Het maken van een polypeptideketen
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 32 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 17.3 Het maken van een polypeptideketen

Slide 1 - Slide

Transcriptie en translatie
Bedenk zelf een basevolgorde van een gen, begin met TAC.
Maak ook de complementaire streng.
Vermeld ook de 3` en 5` kant.
Vervolgens vertaal je het DNA naar RNA.
Vertaal zelf je RNA naar een aminozuurketen/ polypeptideketen.
Check de juiste BINAS tabellen!




Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Doel 17.3
Je leert hoe een cel informatie uit het DNA omzet naar eiwitten

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Transcriptie





RNA polymerase bindt aan een promotor








Slide 7 - Slide

Transcriptie





De promotor wordt herkend door RNA polymerase door speciale nucleotidevolgorde: 3’-TATAAA-5’ (TATA-box)

Slide 8 - Slide

Transcriptie





RNA polymerase leest het DNA van 3’ naar 5’ en bouwt het RNA molecuul op van 5’ naar 3’


Slide 9 - Slide

Transcriptie





De transciptie begint vóór het daadwerkelijke gen



Slide 10 - Slide

Transcriptie





De transciptie eindigt ná het daadwerkelijke gen bij 3’- TTATTT-5’ (eindsignaal)




Slide 11 - Slide

Transcriptie





RNA polymerase koppelt af
=> pre mRNA is ontstaan.





Slide 12 - Slide

RNA transcriptie





Nucleotide van DNA en RNA zijn vegelijkbaar maar niet hetzelfde.



Slide 13 - Slide

RNA splicing





Genen (DNA) bevatten introns (niet coderende delen) en exons (wél coderende delen)





Slide 14 - Slide

RNA splicing





Het pre mRNA dat ontstaat bevat dezelfde introns en exons






Slide 15 - Slide

RNA splicing





De introns moeten uit het RNA geknipt worden: splicing






Slide 16 - Slide

RNA splicing





mRNA ontstaat. Daarna verlaat het mRNA de kern.






Slide 17 - Slide

Translatie




Ribosomaal RNA (rRNA) bindt aan het 5’-einde van een mRNA molecuul (eerst deel 1 daarna deel 2) 







Slide 18 - Slide

Translatie




Schuift richting 3’ op zoek naar startcodon
VAN 5’ NAAR 3’ DUS!!








Slide 19 - Slide

Translatie




tRNA transporteert de aminozuren
tRNA heeft aan de bindingskant een ‘anticodon’ van het betreffende codon









Slide 20 - Slide

Translatie




tRNA met anticodon 3’-UAC-5’ bindt aan het startcodon (AUG)
Dit tRNA draagt het  aminozuur Methionine









Slide 21 - Slide

Translatie




Na de koppeling van het volgende tRNA molecuul  worden de aminozuren aan elkaar gekoppeld door het ribosoom










Slide 22 - Slide

Translatie




het lege tRNA molecuul wordt losgekoppeld 











Slide 23 - Slide

Translatie




Het ribosoom schuift één codon op en het proces gaat weer hetzelfde: tRNA bindt, aminozuur wordt gekoppeld, leeg tRNA wordt losgekoppeld, enz enz.











Slide 24 - Slide

Translatie




Bij het stopcodon worden de polypeptideketen, het laatste lege tRNA en het mRNA van de ribosoom losgekoppeld.












Slide 25 - Slide

tRNA
De meeste organismen hebben maximaal 45 verschillende tRNA moleculen (en er zijn 64 codons mogelijk).

Slide 26 - Slide

tRNA
Sommige tRNA moleculen passen ook op een codon met een niet precies passende laatste base (wiebelbase)

Slide 27 - Slide

tRNA
Bijvoorbeeld:
codons voor Serine, AGC en AGU, worden gelezen door 
tRNA met anticodon UCG

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Doel 17.3
Je hebt geleerd hoe een cel informatie uit het DNA omzet naar eiwitten

Slide 30 - Slide

Begrippen 17.3
mRNA, transcriptie, RNA-polymerase, promotor, TATA-box, matrijsstreng/ template, afleesrichting, coderende streng, eindsignaal, UTR, pre-mRNA, splicing, exons, translatie, genetische code, tRNA`s, stopcodon, wiebelbase

Slide 31 - Slide

Huiswerk
In de online methode.
Kies leerweg B.
17.3: alle vragen
Oefenopgave Forensisch onder-
zoek

Slide 32 - Slide